De blaarkop is een robuust runderras dat zeldzaam is geworden. Foto: Shutterstock
Geschatte leestijd: 8 minuten
Voor een duurzame landbouw die bestand is tegen ziekten en de gevolgen van klimaatverandering, is variëteit in dierenrassen en gewassen onontbeerlijk. Toch worden vaak dezelfde rassen en gewassen gebruikt. Daarom ontwikkelden onderzoekers van Wageningen University & Research en hun Europese collega’s een strategie voor het behoud én beter gebruik van genetische diversiteit.
Overal ter wereld vind je de Holstein-Friesian-koe, de zwartbonte of roodbonte koe die zijn oorsprong heeft in Nederland. Begrijpelijk, want dit ras geeft veel melk en dat is waar het de meeste melkveehouders vooral om gaat. Sipke Joost Hiemstra, directeur van het Wageningse Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) bij Wageningen University & Research (WUR) vindt die Holstein-Friesian een prima hoogproductief beest, maar niet per se voor elke boer: “Extensieve bedrijven of bedrijven in een veeleisende productieomgeving hebben bijvoorbeeld een robuuster en kleiner ras nodig dat optimaal gebruik kan maken van plaatselijk aanwezige omstandigheden en voedselbronnen.”
Zeldzame rassen
Maar dan moeten die andere rassen wél beschikbaar zijn. Wereldwijd zijn veel lokale rassen inmiddels zeldzaam geworden, omdat ze worden vervangen door gespecialiseerde, hoogproductieve rassen. Hiemstra: “De dominante rassen kennen professionele fokprogramma’s en het meeste wetenschappelijke onderzoek richt zich er ook op. De minder gebruikte en vaak lokale rassen krijgen minder aandacht.” De diversiteit staat niet alleen bij vee onder druk, maar ook bij gewassen. In de akker- en tuinbouw gebruiken boeren wereldwijd dezelfde hoogproductieve rassen, waardoor traditionele, inheemse gewassen verdrongen worden. Van de zesduizend plantensoorten die de mens in de loop der tijd heeft gedomesticeerd en gegeten, zijn er wereldwijd een negental dominant, waarvan er slechts drie – tarwe, rijst en maïs – ons 50 procent van alle calorieën leveren.
“
Veel lokale rassen zijn zeldzaam geworden omdat ze zijn vervangen door gespecialiseerde
In de dierlijke genenbank worden honderdduizenden doses sperma bewaard van rassen wereldwijd. Foto: CGN
En dat kan problematisch worden, volgens Hiemstra. “Er is een brede genetische basis nodig om te kunnen inspelen op allerlei veranderingen. Niet alleen in klimaat, maar ook in productiesystemen en consumentenwensen.” Het is dus van belang dat die genetische diversiteit bewaard blijft en optimaal wordt gebruikt. Immers: alleen als al die genen opgeslagen zijn in een genenbank of toegankelijk blijven in fokpopulaties, kun je ze gebruiken voor de teelt en fok van verbeterde planten- en dierenrassen die bijvoorbeeld bestand zijn tegen ziektes of effecten van klimaatverandering.
Strategie voor genetische variatie
Dit is waar het project GenRes Bridge (Genetic Resources for a food-secure and forested Europe) om draait. Dit driejarige Europese project, waarvan Hiemstra in Nederland projectleider is, is een samenwerking tussen Europese netwerken die zich bezighouden met de genetische bronnen van respectievelijk boerderijdieren, gewassen en bomen: European Cooperative Programme for Plant Genetic Resources (ECPGR), European Regional Focal Point for Animal Genetic Resources (ERFP) en European Forest Genetic Resources Programme (EUFORGEN). De onderzoekers binnen GenRes Bridge ontwikkelden een Europese strategie voor het behoud en duurzaam gebruik van die genetische bronnen en hopen dat deze strategie wordt omgezet in Europees beleid. Daarvoor is er wel meer bewustwording van het belang van genetische diversiteit nodig. Hiemstra: “In de Europese biodiversiteitsstrategie komen de woorden ‘genetische variatie’ of ‘gedomesticeerde biodiversiteit’ nauwelijks voor.” Daarom is specifiek de GenRes Bridge-strategie, die eind 2021 is gelanceerd, relevant.
Zo veel mogelijk zaden, onder andere van erwten, worden opgeslagen in de genenbank van CGN. Foto: CGN
Zo moeten we inzetten op verschillende deelstrategieën gericht op het behoud en duurzaam gebruik van genetische diversiteit, die complementair aan elkaar zijn. Voor alle drie domeinen – dieren, planten en bomen – geldt dat ex situ (de genen in de genenbank) en in situ (de genen in levende populaties dieren en planten) allebei van belang zijn. Hiemstra: “Als er bijvoorbeeld een ziekte in een landbouwgewas ontstaat, is het belangrijk dat je een back-up in de genenbank hebt waarmee je ziektevrije of resistente varianten kunt kweken.”
Klimaatbestendig
Een tweede aanbeveling is dat variëteit in het gebruik van genetische diversiteit meer moet worden gestimuleerd. “Optimale benutting van de genetische diversiteit in gewassen, landbouwhuisdieren en bomen, zowel tussen als binnen de soorten, is essentieel voor de overgang naar een duurzame en veerkrachtige land- en bosbouw. Bijvoorbeeld door de ontwikkeling van gewassen die beter tegen droogte of juist veel water kunnen.” Hierbij moet er meer gebied-specifiek naar uitdagingen zoals klimaatverandering en verlies van biodiversiteit worden gekeken, want elk gebied kent andere omstandigheden.
“
Veredeling en fokkerij zijn in Nederland economisch van groot belang en dat schept verplichtingen
Een variëteit in het gebruik van de genetische diversiteit in onder meer gewassen is essentieel voor de overgang naar een duurzame en veerkrachtige land- en bosbouw. Foto: Shutterstock
Hiemstra denkt hierbij ook aan gemengde meersoortige systemen: de boer teelt verschillende gewassen, houdt dieren van verschillende rassen of combineert akkerbouw en veeteelt. Hiemstra: “Gemengde systemen hebben voordelen, zowel technische als economische. Het verhoogt de biodiversiteit in het systeem en maakt het veerkrachtiger. Als je als boer meer diversiteit aan gewassen en dierenrassen hebt, kun je ziekten en plagen beter beheersen. En als het ene gewas weinig doet, bijvoorbeeld vanwege de weersomstandigheden, heb je altijd nog een ander gewas dat iets oplevert, of inkomsten uit veehouderij.”
Elkaar helpen
De samenwerking van CGN met andere Europese instituten en genenbanken heeft al concrete resultaten opgeleverd. Samen hebben ze niet alleen bijgedragen aan de ontwikkeling van de strategie voor genetische diversiteit, maar ook een peer review systeem opgezet voor genenbanken, aldus Hiemstra. “Zo kunnen we elkaar helpen om de kwaliteit en de bedrijfsvoering van de genenbank te verbeteren.” Ook hebben ze het Journal Genetic Resources gelanceerd, een toegankelijke site over het behoud en gebruik van genetische diversiteit. De Nederlandse projectleider hoopt dat het project agenda- en beleidsbepalend kan zijn voor de komende jaren. “In Nederland lopen we voorop qua veredeling van gewassen en landbouwhuisdieren. Veredeling en fokkerij zijn hier economisch van groot belang en dat schept ook verplichtingen. We moeten de genetische diversiteit veiligstellen in genenbanken en beschikbaar houden voor toekomstig gebruik. Er is nog best veel lokale diversiteit, maar boeren staan onder druk om bepaalde rassen in stand te houden of verder te verbeteren. Dat moet anders. Het zijn immers zowel de boeren als de genenbanken die gezamenlijk de agrobiodiversiteit in stand kunnen houden.”
Europese onderzoekscontext
Genetic Resources for a food-secure and forested Europe (GenRes Bridge) draagt bij aan de volgende Europese beleidsuitdaging: Behoud en duurzaam gebruik van genetische bronnen van planten, dieren en bomen Betrokken groepen vanuit Wageningen University & Research: Wageningen Livestock Research, Wageningen Plant Research, Wageningen Environmental Research, Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) Betrokken Europese en andere landen: Bulgarije, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Libanon, Nederland, Noorwegen, Slovenië, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland
Looptijd 2019 – 2021
Deel dit verhaal