Drones die gewassen inspecteren is een state of the art-technologie dat beschikbaar kan worden gemaakt in de regio. Foto: Shutterstock
Geschatte leestijd: 9 minuten
Honderden fysieke hubs moeten boeren in heel Europa helpen om beter gebruik te maken van technologie op hun erf. Maar hoe zorg je ervoor dat die hubs op eigen benen kunnen staan? Coördinator George Beers van Wageningen University & Research maakt de tussenstand op, die varieert van initiële teleurstelling tot hoopvolle successen.
Het was rond 2017 toen de Europese Commissie besloot geld vrij te maken om de Europese landbouwindustrie te helpen profiteren van al het moois dat digitalisering te bieden heeft. Wageningen University & Research (WUR) wilde met dat geld het programma SmartAgriHubs lanceren, een fysieke plek om opschaling en verspreiding van digitale innovatie op het boerenerf te versnellen. Agrariërs zouden in die hubs samenkomen en bespreken welke rol data en technologie kunnen spelen op en rond hun bedrijf. Ook zouden die hubs zelf projecten opstarten om nieuwe digitale tools te ontwikkelen voor hun lokale klantenkring. Het was de bedoeling dat er verspreid over alle Europese landen zo’n vierhonderd van die digitale innovatiehubs zouden komen.
Parel van een project
Inspiratie voor de landbouwhubs kwam van de pilot voor de implementatie van het Internet of Things voor de agrifoodsector, een EU-project dat liep van 2017 tot 2020. In meer dan dertig cases door heel Europa, met stevige projecten uitgevoerd door innovatieve bedrijven, werd gekeken hoe data van bijvoorbeeld landbouwmachines, satellieten en sensoren gebruikt en gecombineerd kon worden voor betere uitvoering van processen en bedrijfsvoering. En omdat al die projecten een hoge Technology Readiness Level hadden, zorgde dat ook voor veel concrete implementaties bij bedrijven.
Met sensoren in de halsband of om de poten kan de gezondheid van dieren worden gemonitord. Foto’s: Jeroen Bouman
“Het was een parel van een project met de beste mensen uit Europa”, vertelt George Beers, projectcoördinator bij Wageningen Economic Research en destijds nauw betrokken bij het project. “Toen kwam de vraag: wat doe je met dit team en vooral al de kennis en ervaringen als over twee jaar dit project afgelopen is? Dondert dan de hele infrastructuur in elkaar?” Gelukkig kwam er de Europese call voor innovatiehubs voor de landbouw, en daarin zag Beers kansen om de opgedane ervaringen en lessons learned verder uit te dragen.
Vliegende start
“Ons idee was om state of the art-technologie beschikbaar te maken in de regio, zodat elke boer in Europa daarvan kan profiteren”, vertelt Beers over het plan van Wageningen Research. Hij doelt daarbij bijvoorbeeld op de inzet van drones om gewassen te inspecteren, satellietbeelden voor de analyse van vochtgehaltes in gewassen, en sensoren in de halsband van dieren om de gezondheid te monitoren. “Met die technieken zijn in Europa al veel ervaringen, zowel over de successen als de gemiste kansen. Die ervaringen wilden we aan iedereen beschikbaar stellen.” Zo bedacht, zo gedaan: de Europese Commissie accepteerde het voorstel en op 1 november 2018 gingen Beers en zijn team vol goede moed aan de slag.
“
Het idee is om elke boer toegang te geven tot Europese state of the art-technologie
Om de hubs een vliegende start te geven werden ze niet vanaf nul opgebouwd, maar ingebed in bestaande organisaties die het vertrouwen hebben van de boeren. Dat kan een coöperatie zijn, maar ook een consultancybureau of een lokale onderzoeksinstelling. Welke clubs dat precies zijn, verschilt per land. In Nederland zijn dat onder meer boerenorganisatie ZLTO en innovatiecampus Brightlands. “In Duitsland kwam een hub bij de Kamer van Koophandel, in Denemarken bij de landelijke voorlichtingsdienst, in Spanje bij lokale overheden. Onderdeel van het project is dan ook om te kijken wat het beste werkt.”
Wijnboeren
Beers en zijn team begonnen met 140 hubs in alle 28 lidstaten. Het doel was na vier jaar 400 hubs, waarvan de helft met een goed business model. “Zit je op een gegeven moment aan die vierhonderd plekken, dan kunnen zij grote aantallen experimenten ontwikkelen en digitalisering aanjagen in de landbouwsector in hun regio.” Als voorbeeld neemt hij een hub op Kreta, in een gebied waar veel wijn wordt gemaakt. Daar leren boeren hoe hun collega’s in Portugal via technische snufjes met minder water dezelfde hoeveelheid druiven kweken. “Medewerkers van die hub maken informatie beschikbaar, organiseren bijeenkomsten voor de wijnboeren om hun interesse te wekken, en kijken naar financiering via lokale en landelijke overheden en private investeerders.”
Hoe kan de digitalisering van de agrovoedingssector helpen om de dubbele uitdaging van veerkracht en duurzaamheid aan te gaan? In deze video wordt uitgelegd hoe SmartAgriHubs helpt bij het creëren van de slimme tools waarmee de agrovoedingssector niet alleen milieuvriendelijker kan worden, maar ook efficiënter kan worden wanneer hij wordt geconfronteerd met een exogene schok zoals de huidige pandemie.
Vierhonderd hubs in vier jaar bleek te ambitieus. “Hubs hebben veel meer tijd nodig voordat ze volwassen zijn.” Hij bedoelt daarmee dat zo’n hub organisatorisch en financieel op eigen benen moet kunnen staan, én vooral in staat moet zijn om innovatie-experimenten te ontwikkelen, trajecten om agrariërs te helpen met de introductie van nieuwe technologieën. Een achilleshiel bleek de zoektocht naar financiering voor die zogeheten Innovation Experiments. “Veel hubs kwamen uit ons eigen netwerk, en zij zijn het vaak gewend om redelijk makkelijk aan geld te komen. In een vorig project van ons kregen ze tot 70 procent subsidie, terwijl we nu maar heel marginaal financieren, maximaal 10 procent. Hubs moeten dus de competentie nog ontwikkelen om zelf financiering te regelen. Een aantal hubs die zich hadden aangemeld, zijn vervolgens afgehaakt, want die dachten dat er geld zou komen.”
Op eigen benen
Tien à vijftien. Dat is volgens Beers het aantal hubs dat momenteel volwassen genoeg is om op eigen benen te staan en ook na het SmartAgriHubs-project overeind kunnen blijven. Die hubs bevinden zich onder meer in Slovenië en Litouwen, merkt Beers, landen waar de overheid een kleine rol speelt en de markt meer ervaring heeft met dit soort projecten. “De hubs daar zijn ondergebracht bij organisaties waar dit al langer gebeurt. Daar zit al een netwerk van private investeerders omheen.” In die regio is via zo’n innovatie-experiment onder meer een technologie ontwikkeld om tarwe te laten groeien met een premium kwaliteit. De boeren gebruiken hiervoor sensoren die bijhouden hoe de tarwe groeit. Ook is er een platform ontwikkeld waar afnemers meer te weten kunnen komen over de tarwe, zoals de gebruikte chemicaliën en data over de zaai en oogst. Verder meten de boeren hoe de grond ervoor staat, zodat zij kunnen ingrijpen als deze verbetering behoeft.
“
Je wilt niet weten hoveel projecten er zijn om met sensors het vochtgehalte in de grond te meten
De hubs in heel Europa kunnen hun kennis over digitalisering in de lokale landbouwsector met elkaar delen. Foto: Steffen Seeman / Shutterstock
Maar nu blijkt dus dat successen uit het verleden geen garantie bieden voor de toekomst. “Achteraf gezien hebben we in ons voorstel misschien iets te veel beloofd. De prioriteit had moeten zitten in het volwassen krijgen van de hubs.” Het huidige programma, dat loopt tot november 2022, ondergaat daarom een koerswijziging om dat te realiseren.
Leren hoort bij innovatie
Is SmartAgriHubs dan uitgedraaid op een grote teleurstelling? Beers, monter: “Welnee, dit hoort bij innovatie. Belangrijk is dat je ervan leert en met de opgedane inzichten de volgende stappen aanpast.” Bovendien, benadrukt hij, is er wel degelijk vooruitgang geboekt. Zo is er een infrastructuur neergezet waarin de kennis en ervaringen zijn vastgelegd en waarin de hubs zich kunnen ontwikkelen. Ook zijn er dertig cases van succesvolle (zowel functioneel als financieel) implementaties van nieuwe digitale technologie in het agrarisch bedrijf, waar boeren bij andere hubs dus van kunnen leren. Een ander belangrijk inzicht uit SmartAgriHubs is dat het uitwisselen van bestaande technologie en data misschien wel meer nodig is dan inzetten op fonkelende (maar nog onbewezen) rocket science. “We moeten veel meer waardering krijgen voor het repliceren van bestaande projecten, zoals bij het voorbeeld van Portugal en Kreta. Daar zijn amper fondsen voor, want je kunt er maar moeilijk goede sier mee maken. Maar door dit project ontstaat die bewustwording bij de Europese Commissie. Ook de Wereldbank is inmiddels uitermate geïnteresseerd in hoe je bestaande kennis ontsluit en beschikbaar stelt, bijvoorbeeld voor digitalisering van de landbouw in Afrika en Centraal Europa.” Volgens Beers is het ook helemaal niet nodig om in te zetten op de ontdekking van nieuwe technieken. “Je wilt niet weten hoeveel projecten er al zijn om met sensoren het vochtgehalte in de grond te meten en de irrigatie aan te passen. Alles is al een keer ontdekt. Wat nodig is, is een nieuw landschap waarin het delen van kennis centraal staat. We don’t need more apps, we need better systems.”
Europese onderzoekscontext
SmartAgriHubs draagt bij aan de volgende Europese beleidsuitdaging: Digitale transformatie van (onder meer) de agrifoodsector door verspreiding van kennis en ervaringen en de ontwikkeling van nieuwe digitale tools Betrokken groepen vanuit Wageningen University & Research: Wageningen Economic Research, Wageningen Plant Research, Wageningen Livestock Research Betrokken Europese landen: In elke Europese lidstaat staat ten minste één hub. Daarnaast zitten in de ondersteunende teams onderzoeksinstellingen uit heel Europa Looptijd: 2019 – 2022
Deel dit verhaal