Het plaatsmaken van natuur voor landbouw heeft gevolgen voor de wereldwijde biodiversiteit. Foto: Shutterstock
De druk op biodiversiteit is groter dan ooit. Kunnen we de neerwaartse trend van biodiversiteitsverlies nog ombuigen? De Wageningse hoogleraar Rob Alkemade werkt al jaren aan een allesomvattend computermodel dat steeds nauwkeuriger toekomstscenario’s kan schetsen. Zo wordt duidelijk aan welke touwtjes we moeten trekken – en hoe hard – om het tij te keren.
Het aantal soorten planten, dieren en andere organismen neemt wereldwijd sterker af dan ooit tevoren. Belangrijke oorzaken hiervan zijn opwarming van de aarde en de ruimte die in gebruik is voor bijvoorbeeld voedselproductie. Ook daalt er veel stikstof neer in sommige natuurgebieden en verspreiden andere schadelijke stoffen zich in ons milieu. Tegelijk genieten andere natuurgebieden een steeds betere bescherming en krijgt natuur in de stad meer ruimte. Maar is dat genoeg voor een toekomst met voldoende soortenrijkdom?
Harde cijfers over de mondiale biodiversiteit liggen niet voor het oprapen. Het ene gebied is immers het andere niet. Toch doen wetenschappers pogingen om de werkelijkheid steeds dichter te benaderen. Rob Alkemade is één van hen. Bij het Planbureau voor de Leefomgeving en als bijzonder hoogleraar Modellering van biodiversiteit en ecosysteemdiensten bij Wageningen University & Research (WUR) maakt hij computermodellen voor de wereldwijde biodiversiteit.
Model voor de toekomst
Met het huidige model begon hij twintig jaar geleden. Al die jaren werk zorgen ervoor dat Alkemade, bij WUR verbonden aan het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK), nu steeds betere toekomstscenario’s kan schetsen, vergelijkbaar met de klimaatscenario’s van het IPCC. Dat werkt kortgezegd zo: het begint met veel data uit eerder onderzoek verzamelen, dan relaties tussen die data berekenen, land- en verspreidingskaarten maken en uiteindelijk aan de knoppen van het model draaien om te zien wat nodig is om de trend om te buigen.
“
Door alle kaarten en gegevens samen te nemen, zie je hoe leefgebieden krimpen of uitbreiden
Vanuit de benadering vóór grote beschermde natuurgebieden waarin geen mensen wonen, vinden we de grote natuurgebieden vooral elders in Europa. Foto: Shutterstock
“Om het model te maken, gebruiken we twee methodes”, legt Alkemade uit. “We verzamelen ten eerste gegevens over het verschil tussen het aantal soorten in een natuurlijke situatie en in een niet-natuurlijke, verstoorde of vervuilde situatie. Daar halen we relaties uit die we toepassen op kaarten die veranderingen in landgebruik weergeven.” Bijvoorbeeld als een bos wordt gekapt om plaats te maken voor landbouw, dan levert dat een bepaalde vermindering van het aantal soorten insecten op. “Als tweede pakken we verspreidingskaarten van soorten en leggen we die naast gegevens over klimaat en water bijvoorbeeld. Dan zie je hoe leefgebieden krimpen of uitbreiden. Al die kaarten uit beide methoden samengenomen, geeft een beeld van de verandering van biodiversiteit.”
Elk gebied is anders
De modellen houden nu rekening met meer bedreigingen van de biodiversiteit dan twee decennia terug. Alkemade noemt verandering in landgebruik, bijvoorbeeld natuur die landbouwgebied wordt, stikstof, klimaat, versnippering van natuurgebieden en het effect van wegen. “Dat is al een enorme uitbreiding, maar we gaan nog verder. Bij landbouwgebied hadden we eerst alleen een paar grove categorieën, zoals weiden, gewassen of bossen. Nu gaan we meer onderscheid maken tussen verschillende vormen van beheer. Het maakt uit of boeren natuurgerichte maatregelen toepassen. Ook in steden heb je versteende gebieden en meer parkachtige stukken. Helaas hebben we nu nog weinig data om deze verschillen mee te nemen, maar wij passen ons model alvast hierop aan.”
In landen in Zuid-Amerika, zoals Bolivia, is de relatie tussen de mensen en natuur veel meer verankerd dan in Europa. Foto: Shutterstock
Alkemade maakt deze uitgebreide modellen zodat beleidsmakers onderbouwde keuzes kunnen maken voor de toekomst. Het is dus slechts een eerste stap om de biodiversiteit op wereldschaal in kaart te brengen. Een cruciale stap, omdat het basis vormt voor de tweede stap: het opstellen van toekomstscenario’s. Die kijken vooruit wat het effect zal zijn van maatregelen die je nu neemt. Zo wordt duidelijk aan welke touwtjes je kunt trekken – en hoe hard – om de trend om te buigen.
Iedereen een eigen blik op natuur
Voor het maken van toekomstscenario’s zet Alkemade als het ware een andere bril op, een meer sociologische. “Mensen kijken allemaal anders naar natuur en biodiversiteit. De natuur zal er heel anders uitzien in de verschillende perspectieven op natuur.” Grofweg zijn er drie perspectieven. Sommige mensen vinden dat mens en natuur gescheiden moeten zijn. Deze mensen zijn vóór grote beschermde natuurgebieden waarin geen mensen wonen. “Kies je die benadering, dan komt er in Nederland niet veel natuur meer bij, want ons land is gunstig voor landbouw. Grotere natuurgebieden vind je dan op andere plekken in Europa.”
Vanuit perspectief twee is het doel om de natuur zo optimaal, en dus duurzaam, mogelijk te gebruiken. “Denk aan bosbouw, vruchten uit de natuur, recreatie, natuurlijke bestuiving en plaagbestrijding”, somt Alkemade op. Perspectief drie maakt geen onderscheid tussen mens en natuur. In Zuid-Amerika en Azië hebben veel mensen deze meer culturele en relationele kijk op de natuur, volgens hem. “Maar in Westerse samenleving hebben we dit perspectief ook. We hebben een relatie met de boom om de hoek, die mag niet weg.”
De vraag is met welke kijk op natuur de achteruitgang van de biodiversiteit te stoppen is. Het goede nieuws: met zowel de eerste als de tweede benadering is dit mogelijk. Vanuit het derde perspectief is de berekening minder makkelijk te maken. Alkemade: “We weten niet precies hoe de natuur eruit zou zien als iedereen uit zou gaan van het idee dat de mens één is met de natuur.” Er zijn simpelweg minder concrete cijfers beschikbaar van hoeveel de natuur dan verandert en op welke manier.
“
In ons eerste rapport trokken we dezelfde conclusies, al zijn de berekeningen twintig jaar later veel preciezer
Bij de aanleg van wegen en bijbehorende stikstofuitstoot moeten de gevolgen voor de omliggende natuur beperkt worden. Foto: Shutterstock
Overigens heeft iedereen volgens Alkemade alle perspectieven op natuur. Het kan van de situatie afhangen welke perspectief de boventoon voert. De volgende stap is nu om scenario’s voor de toekomst te maken met alle drie de perspectieven vertegenwoordigd.
Wijzen op gecombineerde aanpak
De algemene conclusies van zijn onderzoek zijn de laatste jaren niet veranderd, vergelijkt Alkemade oud en nieuw onderzoek. “In ons eerste rapport van twintig jaar terug trekken we dezelfde conclusies. Toch zijn de berekeningen nu veel preciezer dan toen. We hebben data uit meer gebieden en van meer soorten en we kijken veel breder naar de gevolgen van veranderingen voor de biodiversiteit. De grootste bijdrage van dit soort analyses is constant wijzen op het belang van een gecombineerde aanpak, want anders haal je de bestaande internationale doelen voor biodiversiteit niet, laat staan dat je de trend echt ombuigt naar een toenemende biodiversiteit.”
Naast het halen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de VN die bijvoorbeeld gericht zijn op armoedebestrijding, beter onderwijs, gezondheidszorg en schoon water moet er meer gebeuren om ook biodiversiteitsdoelen te halen, zoals klimaatverandering en vervuiling tegengaan en minder vlees eten. Voor de landbouw zijn er twee wegen om te bewandelen: intensieve landbouw en daarnaast grote natuurgebieden of juist meer natuurvriendelijke landbouw. Alkemade: “In Nederland zullen we vooral de stikstofuitstoot drastisch moeten verlagen, het watermanagement veranderen om verdroging tegen te gaan, en op veel fronten inzetten op natuurherstel, bijvoorbeeld door bossen uit te breiden, rivierlopen te herstellen en natuurlijke elementen, zoals heggen, terug te brengen in het landschap.”
Hoewel de opgave enorm is om in 2050 het verlies aan biodiversiteit geheel te stoppen, is Alkemade voorzichtig optimistisch. “Het is een gemengd gevoel. Ik zie veel positieve dingen gebeuren, al gaat het veel te langzaam. Steeds de boodschap herhalen om minder vlees te eten zorgt ervoor dat vegetarisch eten toeneemt, ook in andere landen. Om de uitstoot van CO₂ en stikstof te verminderen, stappen mensen naar de rechter, want daar zijn bindende afspraken voor gemaakt. Die beweging gaat door. Hoewel er ook nog altijd dingen gebeuren die daar regelrecht tegenin gaan, zoals bos dat verdwijnt. Je ziet wel steeds meer dat mensen dat niet meer accepteren, dus dat stemt me hoopvol.”
Online
Lees meer over het mondiale biodiversiteitsmodel GLOBIO
Lees meer over het onderzoek van het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK)
Deel dit artikel