Wat is WOT?
Beeld: Shutterstock
Wageningen University & Research is de belangrijkste kennisinstelling voor de uitvoering van Wettelijke Onderzoekstaken voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij de uitvoering van nationale en internationale wet- en regelgeving. Of het nu gaat om antibioticaresistentie of het aantal otters in Nederland: Wageningen heeft de cijfers en het overzicht.
Ontdekken hoe de vogelgriep overgebracht wordt van wilde vogels op pluimvee. De bron achterhalen van met Listeria besmette vleeswaren in Nederlandse supermarkten. Zorgen dat zeldzame planten- en dierenrassen niet voor altijd verloren gaan. Tellen hoeveel jonge palingen de levensgevaarlijke tocht over de Nederlandse waterwegen overleven.
De onderzoekstaken die WUR uitvoert zijn verplicht, door (inter)nationale wet- en regelgeving of verdragen. Foto: WLR
Robert van Gorcom zit nooit om voorbeelden verlegen als hem wordt gevraagd naar zijn werk. De moleculair bioloog is directeur van Wageningen Food Safety Research en daarnaast verantwoordelijk voor de Wettelijke Onderzoekstaken (WOT) die Wageningen University & Research (WUR) uitvoert voor het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Deze onderzoekstaken zijn verplicht, door (inter)nationale wet- en regelgeving of verdragen. WUR levert de capaciteit en de faciliteiten om deze taken uit te voeren; de ministeries van LNV en VWS, de Nederlandse Voedsel- & Warenautoriteit (NVWA) en het Planbureau voor de Leefomgeving gebruiken de onderzoeksresultaten om beleid te maken, maatregelen te nemen of adviezen te geven.
Algemeen belang
Het belang van de Wettelijke Onderzoekstaken is groot. Vaak dienen ze het algemeen belang, bijvoorbeeld omdat ze inzicht geven in de stand van de biodiversiteit of de veiligheid van voedsel. Zo zijn er wettelijke taken die de visstanden bijhouden op basis waarvan visquota vastgesteld worden. Andere onderzoekstaken draaien om de controle van voedselmonsters om fraude of verontreiniging op te sporen. Maar ook als er een uitbraak van varkenspest dreigt, is WUR de aangewezen kennisinstelling om vast te stellen of er een besmetting is en welk type het is, aldus Van Gorcom. “Bij een crisis heeft de overheid een laboratorium nodig waar snel gemeten en gediagnosticeerd kan worden, zodat ze maatregelen kan nemen, denk aan een ophokplicht of een recall. Die rol hebben wij.”
WFSR is het enige WOT-instituut van Nederland en doet onderzoek naar de veiligheid en authenticiteit van voedsel en diervoeders. Foto: WFSR / Sam Rentmeester
De uitvoering van de wettelijke onderzoekstaken is ondergebracht bij een WOT-unit: meestal in de vorm van WOT programma-units en in één geval bij een zelfstandig instituut: Wageningen Food Safety Research (WFSR). De data en werkwijzen van de WOT-units zijn in principe openbaar, behalve als het om bedrijfsvertrouwelijke informatie gaat of wanneer de informatie gebruikt wordt voor toezicht en handhaving. Als het gaat om voedselveiligheid wil je niet dat mensen gaan anticiperen op wat door het toezichtslaboratorium gemeten kan gaan worden.
24/7 beschikbaar
De wettelijke onderzoekstaken verschillen in grootte: zo gaat er meer geld en werk om in de programma’s van Besmettelijke dierziekten en Voedselveiligheid dan in de programma’s over Genetische Bronnen en Visserijonderzoek. “Dat heeft niets te maken met prioritering”, zegt Ino Ostendorf, plaatsvervangend directeur van de directie Strategie, Kennis en Innovatie bij LNV en aanspreekpunt vanuit het ministerie voor de wettelijke onderzoekstaken. “De budgettering gaat bottom-up: bij een onderzoekstaak horen bepaalde activiteiten en die hebben kosten qua faciliteiten en menskracht.” De WOT Natuur en Milieu drijft bijvoorbeeld voor een deel op vrijwilligers, die via verschillende natuurorganisaties tellingen uitvoeren naar bepaalde diersoorten en zo gezamenlijk zorgen voor de cijfers over de stand van de biodiversiteit. Besmettelijke dierziekten en Voedselveiligheid vragen in tijden van crisis om 24/7 beschikbaarheid voor monitoring en diagnose, en dat is kostbaar.
BUDGET WOT-PROGRAMMA’S (IN EURO’S):
Besmettelijke dierziekten: 14 miljoen
Genetische bronnen: 2 miljoen
Voedselveiligheid: 32 miljoen
Visserij: 7 miljoen
Natuur en Milieu: 9 miljoen
Economische informatievoorziening: 8 miljoen
Al in 1908 werden in Rotterdam havencontroles op boter uitgevoerd. Foto: WFSR
In 1975 werd het Rijkszuivelstation in Leiden (links) samengevoegd met het Rijkslandbouwproefstation in Maastricht (rechts). Samen vormden zij RIKILT, de voorloper van WFSR. Foto: WFSR
Rijkslandbouwproefstation in Maastricht. Foto: WFSR
Veel onderzoekstaken vloeien voort uit Europese wet- en regelgeving. Zo heeft de WOT Natuur en Milieu te maken met de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Dit geldt ook voor de WOT Visserij waarbij de onderzoekers visstanden of de samenstelling van vispopulaties of oesterbanken monitoren om te voldoen aan Europese richtlijnen omtrent duurzame visserij. Maar er zijn ook onderzoekstaken die voortkomen uit internationale afspraken, zegt Ostendorf. “Neem bijvoorbeeld de WOT Genetische Bronnen. Die draait om een internationaal verdrag waarin we met elkaar hebben afgesproken dat we zorgdragen voor het behoud van zeldzame en commerciële rassen van dieren, bomen of gewassen. Daar hoor je dan als land je aandeel in te nemen. Wel zie je op dat gebied dat elk land z’n eigen specialisatie heeft. Het ene land richt zich bijvoorbeeld meer op groente en het andere land op een ander type product.”
Scanner en dipstick
De komende jaren zal de focus steeds meer komen te liggen op het gebruik van nieuwe technieken, denkt Van Gorcom. “Ik kan me voorstellen dat op termijn bijvoorbeeld bij de WOT Voedselveiligheid de inspecteurs van de NVWA, onze belangrijkste partner, al meer op locatie gaan meten. Wij ontwikkelen nu de kennis om straks de inspecteur uit te rusten met een scanner of een dipstick waarmee hij tijdens inspectierondes in supermarkten of horecabedrijven al direct kan zien bij welke monsters nader onderzoek nodig is.”
WUR is dankzij big data beter in staat om ontwikkelingen vroegtijdig te signaleren
Ostendorf ziet bij de onderzoekstaken een verschuiving naar een meer weloverwogen risico-inschatting. “Bij het uitvoeren van de verschillende WOT-programma’s is er sprake van een risico-afweging; hoe lager de gewenste risico’s, hoe hoger de kosten.” Die risico’s variëren van een boete of rechterlijke procedure omdat Nederland niet voldoet aan de eigen of Europese wetgeving, tot gevaar voor de volksgezondheid, imagoschade en gevolgen voor de export. “De afgelopen jaren zie je door gevallen van voedselfraude, zoals in 2013 toen paardenvlees als rundvlees werd verkocht, dat toezicht en handhaving worden geïntensiveerd. Wanneer de risico’s inzichtelijk zijn kan op basis daarvan de intensiteit van de monitoring bepaald worden.”
WOT Visserij monitort schelpdierbestanden en vispopulaties om te voldoen aan Europese richtlijnen omtrent duurzame visserij. Foto: Douwe van den Ende
Een belangrijk hulpmiddel bij die risico-inschatting is volgens Van Gorcom het gebruik van big data. “WUR is steeds beter in staat om informatie uit ontzettend veel verschillende bronnen aan elkaar te koppelen, daar conclusies uit te trekken en voorspellingen te doen voor de toekomst. Dus potentiële gevaren te signaleren voordat het tot een incident komt. Stel dat we uit economische gegevens halen dat de melkproductie in een land serieus omhoog gaat, maar uit landbouwgegevens zien we dat het aantal koeien gelijk blijft. Dan weet je dat er iets aan de hand is, bijvoorbeeld het aanlengen van de melk of het importeren van melk. Of als je een sterke toename ziet van blogs of posts op social media over darmproblemen en dat de schrijvers daarvan eerder hebben aangegeven in een bepaald restaurant, op een bepaalde markt of in een bepaald land te zijn geweest. Het is absoluut fascinerend wat er allemaal mogelijk is.”
DIOXINEBESMETTING
Een aantal jaar geleden werd in Nederlandse melk een minuscule hoeveelheid dioxine aangetroffen, een giftige stof die in hoge concentraties kankerverwekkend kan zijn. De hoeveelheid was niet alarmerend (ver onder de norm), maar de vondst van die specifieke dioxine in melk was wel opvallend. Verder onderzoek leidde naar maar één tankwagen met besmette melk, vervolgens naar één boerderij in de buurt van Lelystad. De besmetting bleek ter herleiden tot naar een fabriek die verontreinigde aardappelschillen had verkocht als veevoer. De fabrikant had echter geen idee hoe de verontreiniging was ontstaan, totdat onderzoekers meldden dat het patroon van de dioxinebesmetting -dioxines zijn een verzameling stoffen-, wees op verontreinigde klei. Kort daarvoor was de aardappelverwerker uit milieuoverwegingen overgestapt van een zoutbad naar een kleibad om zijn aardappelen te sorteren. Verontreinigde klei, afkomstig uit Duitsland, bleek de boosdoener. De Wageningse onderzoekers herkenden het patroon van een andere dioxinebesmetting jaren daarvoor, met klei uit dezelfde Duitse mijn.