Foto: Berlinda van Dam / Hollandse Hoogte
Geschatte leestijd: 7 minuten
Een gezonde visstand is belangrijk voor de biodiversiteit én voor de economie. Onderzoekers van Wageningen University & Research en hun Europese collega’s ontwerpen rekenmodellen die inzichtelijk maken welke factoren van invloed zijn op de hoeveelheid vis en het formaat. Dit inzicht helpt bij het vaststellen van een duurzaam visserijbeleid.
Europees visserijbeleid is een complexe en dynamische aangelegenheid. Niet alleen vanwege de grote verscheidenheid van de vloot – van grote fabriekstrawlers voor de haring in de Noordzee tot de kleinschalige lijnvissers op harder in de Waddenzee – maar ook door het feit dat de hoeveelheid vis jaarlijks varieert. Dat heeft gevolgen voor vangstquota die door de Europese Unie worden vastgesteld. Bovendien heeft wetenschappelijk onderzoek aangetoond dat mariene ecosystemen bijzonder waardevol zijn voor het behoud van biodiversiteit. Een toekomstbestendig Europees visserijbeleid waarin natuurbeheer en economie in balans zijn, is dus essentieel voor een gezonde visstand. Om de bouwstenen aan te dragen voor een toekomstbestendig visserijbeleid, hebben 25 partners uit tien landen de handen ineengeslagen in een Europees onderzoeksproject: PANDORA. De leiding is in handen van het National Institute of Aquatic Resources uit Denemarken, een toonaangevend instituut op het gebied van aquatisch onderzoek.
Efficiënte visvangst
Vanuit Wageningen University & Research (WUR) is Tobias van Kooten aangesloten bij het project. De senior onderzoeker, werkzaam bij Wageningen Marine Research, is theoretisch ecoloog. Dit houdt in dat hij wiskundige modellen ontwerpt en computersimulaties gebruikt om ecologische problemen te bestuderen. Volgens Van Kooten draait PANDORA om kennisontwikkeling voor een beter visserijbeheer, waarin de mogelijke visvangst kan doorgaan zonder dat dit ten koste gaat van duurzaamheid.
“
Als meer vissen het eten met elkaar moeten delen, is er voor elke afzonderlijke vis minder voedsel
Na een periode van overbevissing herstellen visbestanden zich, maar soms kunnen vissen langzamer groeien. Foto: Shutterstock
De specifieke WUR-knowhow die Van Kooten inbrengt bij PANDORA is de theoretische kennis over individuele groei van vissen en hoe dat de dynamiek van de populatie beïnvloedt en hoe dat samen bepaalt hoeveel voedsel er beschikbaar is. Van Kooten: “Ons onderdeel binnen PANDORA gaat over dichtheidsafhankelijke groei. Dat is het principe dat als heel veel vissen dezelfde hoeveelheid eten moeten delen, er voor elke afzonderlijke vis minder voedsel beschikbaar is. Het gevolg hiervan is dat vissen in de populatie minder hard groeien.”
Vissen groeien langzamer
De huidige rekenmethoden die onder auspiciën van de International Council for the Exploration of the Sea (ICES) zijn ontwikkeld en die nu worden gebruikt voor het vaststellen van vangstquota, zijn gebaseerd op de aanname dat er altijd meer dan genoeg te eten is voor elke vis zodat ze altijd zo hard kunnen groeien als fysiologisch mogelijk is. Volgens Van Kooten, die zich voor PANDORA focust op de populatie schol in de Noordzee, is die aanname niet meer houdbaar.
Waar gaat het om bij het PANDORA-project? In deze video legt projectcoördinator Stefan Neuenfeldt uit wat de doelstellingen van PANDORA zijn en waarom samenwerking met belanghebbenden zoals de visserijsector zo belangrijk is om de modellen en methoden voor de beoordeling van de bestanden te verbeteren.
“Uit eerdere metingen hebben we gezien dat visbestanden zich weliswaar herstellen na een periode van overbevissing, maar dat individuele vissen langzamer groeien. Een huidige schol van zes jaar oud is even groot als een schol die twintig jaar geleden drie jaar oud was. De vissen hebben langer de tijd nodig - en meer voedsel – om een grootte te bereiken die interessant is voor de visserij. Op dit moment zien we heel veel langzaam groeiende schol in de Noordzee. Dat kan consequenties hebben voor voedselconcurrenten van schol, zoals schar en tarbot. Die gaan ook langzamer groeien. Dat hoeven helemaal geen economisch belangrijke vissoorten te zijn, maar misschien wel soorten die een natuurwaarde vertegenwoordigen.” Van Kooten werkt samen met collega-theoretisch ecologen André de Roos en Jasper Croll van de Universiteit van Amsterdam (UvA) aan nieuwe rekenmodellen die kunnen voorspellen hoeveel vis van een bepaalde soort en van een bepaald formaat zich op een zeker moment in zee bevindt. Zo ontstaat er een realistischer weergave van de gezondheid van de visstand.
Bemonsteringen
Van Kooten en zijn collega’s van de UvA gebruiken informatie van jaarlijkse bemonsteringen – aan boord van vissersschepen en op visafslagen – en verzamelen zo gegevens over grootte en leeftijd van de vissen. Met die informatie is beter te voorspellen hoeveel vis er gevangen kan worden zonder dat dit ten koste gaat van het ecosysteem. Naast de bemonsteringen gebruiken de onderzoekers ook logboeken van de vissers waarin staat waar, wat en hoeveel ze gevangen hebben.
“
Uiteindelijk gaat het om de vraag of we méér vis in de zee willen of grotere
Het visserijbeleid is nu gericht op selectieve visserij, maar een nieuw model kan erop gericht zijn om de kleine vissen eruit te halen, zodat de grotere vissen beter groeien. Foto: Shutterstock
Met alle beschikbare data hebben de onderzoekers specifieke theoretische kennis ontwikkeld over de relatie tussen individuele groei van de vis en de dynamiek van de populatie, en hoe die relatie samenhangt met voedselbeschikbaarheid. “Uiteindelijk ontwikkelen we binnen PANDORA een softwarepakket waarmee aan de hand van de gegevens uit bemonsteringen berekend kan worden wat de voedselbeschikbaarheid is op een zeker moment voor een bepaalde vissoort.” Van Kooten benadrukt dat het rekenmodel uit Wageningen (en Amsterdam) weliswaar wordt ontwikkeld met data van scholbemonsteringen, maar dat de tool uiteindelijk voor elke vissoort kan worden gebruikt en straks ingezet kan worden voor de visserij in alle Europese wateren.
Slim oogsten
Hoe kan het rekenmodel van PANDORA straks gebruikt worden bij het bepalen van nieuw visserijbeleid? “Op dit moment moet de schol voldoen aan een bepaalde minimummaat om gevangen te mogen worden. Het visserijbeleid is er nu op gericht om de visserij selectiever te maken, bijvoorbeeld door aanpassingen aan netten te doen waardoor kleine vissen door de mazen van het net kunnen zwemmen. Daar is de afgelopen jaren veel in geïnvesteerd door de sector. Maar in een situatie waarin kleine schollen minder hard groeien door een gebrek aan voedsel, is het misschien een idee om een deel van die kleintjes er juist uit te halen, zodat de andere schollen harder kunnen groeien. Het is net als in je tuin waar de kropjes sla te dicht op elkaar staan. Op een gegeven moment moet je er wat tussenuit halen, dan gaat de rest beter groeien. Zo simpel is het eigenlijk.” Van Kooten realiseert zich dat het loslaten van het selectiviteitsbeginsel, waarbij er alleen schol mag worden gevangen die voldoet aan de minimummaat, een zaak voor de Europese politiek is. Overigens is het niet de bedoeling dat het rekenmodel, dat Van Kooten nu nog aan het verfijnen is, de huidige modellen voor bestandsbeheer van ICES zal vervangen. Wel kan de ontwikkelde kennis gebruikt worden in het huidige model. Of dat gebeurt, wordt uiteindelijk door ICES bepaald.
“Wij zitten met ons onderzoek nog niet op het niveau dat het theoretisch rekenmodel uitontwikkeld is. Op termijn zouden wij met onze bevindingen wel een advies kunnen geven over het loslaten van het selectiviteitsbeleid. Uiteindelijk gaat het om de vraag of we méér vis in de zee willen of grotere.”
Europese onderzoekscontext
Paradigm for Novel Dynamic Oceanic Resource Assessments (PANDORA) draagt bij aan de volgende Europese beleidsuitdaging: Duurzaam visserijbeheer, gebaseerd op het behoud van het mariene ecosysteem Betrokken groepen vanuit Wageningen University & Research: Wageningen Marine Research Betrokken Europese landen: Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Nederland, Noorwegen, Spanje en Verenigd Koninkrijk
Looptijd: 2019 – 2022
Deel dit verhaal