Scheerhagen zijn de populairste vorm van agrarisch natuurbeheer in Limburg en zijn te vinden langs menig akker. Foto: Hila Segre
Geschatte leestijd: 9 minuten
Hoe kan de natuurwaarde van agrarische gebieden zo versterkt worden dat een landschap weer aantrekkelijk wordt voor insecten en vogels, zonder dat de boer dat merkt in z’n portemonnee? Onderzoekers en wetenschappers uit vijftien Europese landen gaan de komende jaren op zoek naar antwoorden op die vraag.
Het zal het wereldnieuws niet halen, maar de boshommel is terug in Nederland. Het beestje was uitgestorven. Twee studenten van David Kleijn, hoogleraar Ecologie aan Wageningen University & Research (WUR), hebben er eentje gevonden in hun insectennet in het Geuldal. Het is een signaal dat de kwaliteit van het landschap tussen Valkenburg en Gulpen is verbeterd.
David Kleijn doet al jaren onderzoek naar biodiversiteit in het Geuldal. En nu, als leider van het Europese onderzoeksproject SHOWCASE, heeft hij de agrarische bedrijven in dat gebied betrokken bij het project. Biodiversiteit is van ultiem belang voor het in stand houden van ecosystemen. Maar de soortenrijkdom neemt wereldwijd in een hoog tempo af. Alleen al in Nederland is de vlinderpopulatie de afgelopen 100 jaar met 70 procent afgenomen. Voor boerenlandvogels geldt vrijwel hetzelfde. Afname van biodiversiteit is onder andere gerelateerd aan intensieve landbouwpraktijken.
Kosten-baten
In Zuid-Limburg wil Kleijn onderzoeken wat er nodig is om biodiversiteit een integraal onderdeel te maken van de boerenpraktijk. Veel te lang hebben onderzoekers alleen gekeken naar de ecologische kant van biodiversiteit, vindt Kleijn. “Dan lieten we alleen het netto voordeel zien, bijvoorbeeld een hogere opbrengst als je meer bijen hebt die je appels of zonnebloemen bestuiven. Maar de kosten voor de boer lieten we altijd buiten beschouwing. Die kosten zouden weleens de reden kunnen zijn dat maar weinig boeren bezig zijn met biodiversiteit bij hun bedrijfsvoering. Er zijn natuurlijk voorloopboeren, waar iedereen mee weg loopt. Maar die doen het om een andere reden; die zijn écht geïnteresseerd om op een andere manier te boeren om zo een bijdrage te leveren aan biodiversiteit.” Volgens Kleijn gaat de gemiddelde boer mee met de flow. Die sluit een lening af bij de bank. “En om de rente en aflossing te kunnen betalen, moet de boer volgens de gangbare economische inzichten intensief gaan boeren door schaalvergroting, zwaar bemesten en gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Kortom, allemaal dingen die slecht zijn voor biodiversiteit.”
Een Wageningse student bemonstert spinnen in een tarweveld met de DVAC zuigmethode met een soort omgekeerde bladblazer. Foto: Kiki de Waart
Bladluizen zijn belangrijke plaaginsecten in de akkerbouw en fruitteelt. Natuurlijke vijanden kunnen plagen en de gevolgen voor gewasopbrengst onderdrukken. Foto: Hila Segre
Het is een vliegwiel dat het hele systeem aanjaagt, zegt Kleijn. Hij is ervan overtuigd dat als je het de individuele boer vraagt, hij het best anders zou willen, maar met een hectareprijs van 80 duizend euro móet hij wel veel produceren, anders kan het economisch niet uit.
Omslag in het denken
Maatregelen om de biodiversiteit te verhogen vergen ook aanpassingen in het beheer van de percelen en de bedrijfsvoering. “Als je een bloemenstrook aanlegt om daarmee bijen, zweefvliegen, vlinders en lieveheersbeestjes aan te trekken, dan kan je daar geen gewas telen. Misschien moet je zelfs je materieel aanpassen. Daar zijn allemaal kosten aan verbonden en zelfs als het loont, dan nog vergt het een omslag in het denken. En ik begrijp heel goed dat dat lastig is.”
In SHOWCASE wordt onderzocht wat het financieel betekent voor de boer als bevordering van biodiversiteit een vast onderdeel wordt van zijn bedrijfsvoering. Kleijn doet dat op graslanden in het Geuldal: “Van bedrijven met regulier Engels raaigrasland tot boeren met soortenrijk grasland op de Vrakelberg. We hebben dus de hele gradiënt in intensiteit van graslandbeheer.” De percelen met Engels raaigras worden tot wel vijf keer per jaar gemaaid. Dit eiwitrijke gras kan direct aan de koeien gevoerd worden. Dat levert melk met een hoog vet- en eiwitgehalte op. Soortenrijk grasland daarentegen wordt minder vaak gemaaid en heeft bovendien een lager eiwitgehalte. De boer zal dus voer moeten bijkopen wil hij melk met voldoende vet- en eiwitgehalte kunnen leveren. De kosten die daarmee gepaard gaan worden in kaart gebracht.
Het SHOWCASE-project is erop gericht biodiversiteit in de landbouwpraktijken op te nemen. In deze video wordt uitgelegd hoe het project de verschuiving naar duurzamere landbouw zal ondersteunen.
“Tegelijkertijd brengen we de soortenrijkdom van de vegetatie in kaart, zowel van de bemeste parcelen met raaigras als van het soortenrijke gras op de Vrakelberg, waar onder andere orchideeën groeien. We meten aantallen en soorten planten, bijen en regenwormen. Maar ook de koolstofopslag en de stikstofuitspoeling – het vasthouden van stikstof is voor het in stand houden van het delicate landschap rond de Geul van belang.”
Public goods
Een fraai agrarisch landschap met bloemen, zoemende insecten, heldere slootjes met kikkers en salamanders, struwelen en bosschages; het zijn zogenaamde ‘public goods’. We genieten ervan als we erdoorheen fietsen, picknicken aan de slootkant of erop uitkijken vanuit onze woonkamer. Deze zogenaamde ecosysteemdiensten zijn belangrijk. “Maar het zijn allemaal dingen waar de boer wat voor moet doen en waar hij geen cent voor krijgt. En dan wordt het superlogisch dat een boer op een gegeven moment zegt: prima als jullie dat willen, maar dan wil ik er wel voor betaald worden. Dus als we willen dat boeren gaan extensiveren, dan moet hij daar wel voor gecompenseerd worden. Op het moment dat we dit scherp hebben, kunnen we veel beter de maatschappelijke discussie aangaan.” Daarbij is niet alleen input van boeren heel belangrijk, maar ook van grote afnemers. Zo is bijvoorbeeld Unilever op zoek naar een éénduidige systematiek waarmee ze hun producenten kunnen belonen voor biodiversiteitsmaatregelen. “Ik weet dat boeren ook geïnteresseerd zijn,” zegt Kleijn, “er zit alleen nog een groot financieel gat tussen. Met SHOWCASE hoop ik de verdienmodellen waarin biodiversiteit is opgenomen te kunnen ontwikkelen.”
Gereduceerd pesticidengebruik
De projectlocaties van SHOWCASE liggen verspreid over Europa. Elk landenproject heeft een specifiek aandachtsgebied. Zo wordt in Frankrijk en Zwitserland gekeken naar de effecten van gereduceerd pesticidengebruik. In Hongarije gaat het om de biodiversiteitseffecten van ingezaaide bloemenstroken op percelen.
“
Met SHOWCASE hoop ik de verdienmodellen waarin biodiversiteit is opgenomen te kunnen ontwikkelen
“
Als we willen dat de boer gaan extensiveren, dan moet hij daar wel voor gecompenseerd worden
Bestuivers komen vaker voor in grazige randen met veel bloemen. Foto: Hila Segre
In Roemenië en Estland wordt gezocht naar manieren om het verlaten van landbouwgrond tegen te gaan. “De marginale landbouwgronden waar keuterboertjes vroeger op zaten, zijn echt fantastisch voor de biodiversiteit; er zitten zoveel soorten planten en dieren! Maar op een gegeven moment houden die boertjes het voor gezien omdat ze in de huidige markt geen droog brood meer kunnen verdienen. Er treedt verbossing of verstruiking op en dat leidt tot achteruitgang van biodiversiteit doordat één soort, bijvoorbeeld de meidoorn, het overneemt. Met SHOWCASE onderzoeken we de mogelijkheden om die gronden weer in gebruik te nemen door bijvoorbeeld begrazing of door te maaien.” In Spanje hebben collega’s van Kleijn moeten praten als Brugman om fruittelers te overtuigen dat groenbemester tussen de bomen goed is omdat het insecten als natuurlijke plaagbestrijders aantrekt. “De boeren denken dat onkruid tussen de bomen juist plagen veroorzaakt, daarom zijn Spaanse fruitboomgaarden altijd knetterkaal. Bij vijftien bedrijven worden nu kleine stukjes van de boomgaarden ingezaaid met groenbemester. Dan gaan we meten welke insecten we aantreffen, of het fruit meer of minder is aangetast, of de opbrengst hoger is en of de vruchten gemiddeld groter of kleiner zijn. Na twee fruitoogsten maken we de balans op.”
Lupine
In het Geuldal wordt niet alleen gemeten in graslanden, maar wordt ook geëxperimenteerd met lupine als alternatief gewas. Deze bloemen trekken veel insecten aan en zijn goed voor bestuivers. De plant bindt zelf stikstof uit de bodem en hoeft niet bemest te worden. De peulen van de lupine zitten boordevol eiwit en vezels. Die van de blauwe lupine worden als veevoer ingezet, die van de witte lupine kunnen worden verwerkt tot vleesvervanger, of kunnen dienen als basis voor bijzondere gerechten in restaurants. Kleijn ziet in dit gewas een potentieel verdienmodel voor boeren. Daarnaast kan het helpen als de overheid lupine gaat bevorderen door de teelt te subsidiëren. “Kijk naar koolzaad: een leuk gewas om naar te kijken én het trekt veel insecten aan. Duitsland en het Verenigd Koninkrijk staan er vol mee, omdat het zwaar wordt gesubsidieerd voor de productie van biodiesel. Die financiële prikkel maakt het verschil; dan willen boeren het wel gaan telen.”
Europese onderzoekscontext
SHOWCASE draagt bij aan de volgende Europese beleidsuitdagingen:
- Verduurzaming landbouw
- Versterking biodiversiteit
Betrokken groepen vanuit Wageningen University & Research: Plant Ecology and Nature Conservation Betrokken Europese landen: België, Bulgarije, Estland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Luxemburg, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Roemenië, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland
Looptijd: 2020 – 2025
Deel dit verhaal