Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet in de EU voor 2030 sterk worden teruggedrongen. Foto: Shutterstock
Geschatte leestijd: 9 minuten
Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet EU-breed voor 2030 met de helft zijn teruggedrongen. Project SPRINT onderzoekt de gevolgen van deze middelen voor mens, dier en milieu. Projectcoördinator Violette Geissen vertelt over het belang van het project: “Veel boeren willen het gebruik ervan best reduceren of ermee stoppen, maar ze hebben ondersteuning nodig bij de transitie.”
Er is jarenlang geprobeerd om in te schatten wat er in het milieu gebeurt met gewasbeschermingsmiddelen, aan de hand van modellen die de werkelijke concentraties van bestrijdingsmiddelen niet goed bleken te voorspellen, aldus Violette Geissen, hoogleraar Bodemdegradatie en landgebruik bij Wageningen University & Research (WUR). “Zo zijn er middelen die volgens een laboratoriumtest binnen enkele dagen worden afgebroken, maar wij zien dan in het veld dat dit soms veel langer duurt. Er zijn zelfs middelen op de markt waarvan een deel na jaren nog wordt teruggevonden. Toch werd op basis van die laboratoriumgegevens bepaald dat zo’n middel werd toegelaten.” Geissen schetst een probleem dat kon ontstaan door vijftig jaar ‘achterstallig toxicologisch onderhoud’ bij de toelating van bestrijdingsmiddelen. Het is niet het enige probleem dat zij samen met de andere wetenschappers van SPRINT (Sustainable Plant Protection In Transition) de komende vijf jaar onderzoekt. “Als we de veiligheid van een gewasbeschermingsmiddel voor de bodem beoordelen, dan testen we die stof momenteel op slechts vijf bodemorganismen. Maar in de bodem leven miljoenen verschillende insecten, bacterie- en schimmelsoorten. Je mist dus welke impact zo’n middel op ander bodemleven heeft. Ook is er weinig bekend over de gevolgen van stapeling: het gebruik van combinaties van producten. Die combinaties zijn ondertussen al lang en breed aanwezig in het milieu en in levende organismegroepen. De huidige tests en modellen van de European Food and Safety Authority (EFSA) zijn dus geen goede graadmeter voor de werkelijke situatie”, vertelt Geissen.
Gebruik van middelen reduceren
De EU heeft het ambitieuze doel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met 50 procent te reduceren vóór het jaar 2030. Bovendien mag de helft van de schadelijkste middelen dan niet meer worden gebruikt (helemaal stoppen met de riskantste middelen kan nog niet, omdat er altijd plagen en situaties blijven waarbij bestrijdingsmiddelen nodig zijn, red.). Om dit doel te ondersteunen is SPRINT in het leven geroepen, een samenwerkingsverband van 28 onderzoeksinstituten in elf landen, waarvan Geissen de coördinator is.
“
Er is weinig bekend over de gevolgen van stapeling: het gebruik van combinaties van middelen
Om de veiligheid van een gewasbeschermingsmiddel te beoordelen, moet het bodemleven meegerekend worden. Foto: Shutterstock
SPRINT ontwikkelt methoden en modellen die beter moeten laten zien wat het effect is van (cocktails van) bestrijdingsmiddelen op de gezondheid van mensen, dieren en ecosystemen. Ook bouwt SPRINT een Global Health Risk Assessment Toolbox waarmee de EFSA kan bepalen welke stoffen het meest problematisch zijn en hoe hoog de actuele concentraties in het milieu, mens en dier zijn in verschillen regio’s in Europa. Geissen: “Om daarbij de juiste keuzes te maken is het onmisbaar om de leemtes in onze kennis op te vullen.” Verder zal SPRINT onderzoek doen naar de toepasbaarheid van alternatieven, zoals insecten voor plaagbestrijding of robots bij het verwijderen van onkruid.
2.000 geregistreerde middelen
De landbouwsector leunt nog steeds sterk op het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. In Europa zijn er zo’n 2.000 geregistreerd, die bij elkaar 500 verschillende actieve stoffen bevatten. Elke tien jaar wordt opnieuw beoordeeld of een bestrijdingsmiddel in de EU verkocht mag worden. Geissen: “Veel middelen worden dan van de markt gehaald en vervangen door nieuwe. Die producten bleken schadelijker te zijn dan verwacht. SPRINT staat dus voor een omvangrijke en complexe taak.” Op dit moment zijn de SPRINT-onderzoekers vooral bezig met het verzamelen van data. Er worden duizenden monsters geanalyseerd. Een gigantische klus, maar de SPRINT laboratoria beschikken over geavanceerde apparatuur én veel kennis en ervaring. In tien verschillende regio’s in Europa en in Argentinië wordt geanalyseerd welke bestrijdingsmiddelen zich bevinden in de bodem, de lucht, het water, de dieren en mensen. Argentinië is bij het project betrokken omdat veel van de soja die in Europees veevoer gaat, daar vandaan komt. Op die manier komen de middelen die bij de teelt van Argentijnse soja worden gebruikt dus ook hier in de omgeving terecht. Europese regio’s zijn onder andere Nouvelle-Aquitaine, een wijnstreek rondom Bordeaux (Frankrijk), en Cartagena (Spanje) waar men veel groenten teelt.
Het doel van het SPRINT-project is de ontwikkeling van een toolbox voor de beoordeling van wereldwijde gezondheidsrisico's om de effecten van gewasbeschermingsmiddelen op het milieu en de menselijke gezondheid te beoordelen. Vervolgens zullen zij dit gebruiken om regelgevers te informeren en boeren/landeigenaren te helpen bij de overgang naar een duurzamer gebruik van pesticiden.
In Nederland gaat het om onderzoek bij tien reguliere en tien biologische aardappeltelers, in de provincie Groningen. Deze gebieden zijn representatief voor de systemen van voedselproductie in Europa en ze liggen in uiteenlopende Europese klimaatzones, waardoor ook rekening kan worden gehouden met de invloed van weersomstandigheden op het gedrag van gewasbeschermingsmiddelen in het milieu.
Cocktails testen
Geissen: “Door te onderzoeken welke gewasbeschermingsmiddelen we daadwerkelijk aantreffen bij mens, dier en omgeving, kunnen we zien welke cocktails van belang zijn om nader te onderzoeken. We kunnen niet alle cocktails testen, want het aantal mogelijke combinaties is gigantisch. Daarom hebben we de boeren van tevoren gevraagd welke gewasbeschermingsmiddelen ze veel gebruiken. We nemen ook middelen mee die allang uit de handel zijn, maar waarvan we weten dat ze erg langzaam en moeizaam worden afgebroken, zoals metabolieten van DDT.”
“
Er zijn aanwijzingen dat blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen de kans op Parkinson vergroot
Dit apparaat meet de lucht naast een biologisch aardappelveld om de blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen in het milieu vast te stellen. Foto: Paula Harkes
De onderzoekers kiezen per onderzoeksregio cocktails met de vijf meest gevonden, gebruikte en gevaarlijkste stoffen die uitvoeriger worden bestudeerd. Er zijn elf regio’s, dus het aantal van die stoffen is maximaal 55, hoewel er waarschijnlijk ook overlap tussen de regio’s zal zijn. Geissen: “Deze stoffen worden in het laboratorium getest op de longen, nieren en darmcellen van mensen. Daaruit selecteren we er twintig die in verschillende cocktails toxicologisch worden getest op ratten en muizen. We zullen het aantal dierproeven overigens zoveel mogelijk beperken.”
Risico op neurologische ziektes
Een van de partners van SPRINT is de Universiteit van Cork, die gespecialiseerd is in het effect van het darm-microbioom op neurologische aandoeningen. Geissen: “We weten al dat het microbioom veranderingen ondergaat door blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Nu willen we weten welke rol die veranderingen spelen bij neurologische aandoeningen. Er zijn namelijk aanwijzingen dat blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen een risicofactor is voor het krijgen van Parkinson. In Frankrijk is dat al een erkende beroepsziekte voor boeren.” Verder kijkt SPRINT naar wat er met cocktails gebeurt in het milieu: in welke dieren en insecten ze zich ophopen, welk effect ze op die organismen hebben en wat ze doen met het functioneren van het ecosysteem. Geissen: “Zo onderzoeken we het effect van deze cocktails op de veerkracht van de bodem tegen ziektes. Dat doen we door te kijken naar regenwormen, bacteriën en schimmels in de bodem. Als die voldoende en divers aanwezig zijn, is de bodem weerbaar.”
Boeren willen best stoppen
Bij het afschalen van gewasbeschermingsmiddelen loopt Nederland achter. Veel Europese landen hebben hun boeren al geholpen met de transitie. Daarom is SPRINT op Nederlands niveau van groot belang. Bovendien levert het project ons land een schat aan kennis op. Geissen: “In Nederland werken wij met boeren in Groningen. Veel boeren willen met ons meedenken. Het idee dat de boeren vasthouden aan gewasbeschermingsmiddelen is achterhaald. Zij staan als eerste bloot aan deze middelen en worden meestal niet geïnformeerd over de langetermijngevolgen ervan. Zij willen het gebruik ervan best reduceren of ermee stoppen, maar ze hebben ondersteuning nodig bij de transitie. Daarin kan SPRINT een belangrijke rol spelen.”
Europese onderzoekscontext
Sustainable Plant Protection in Transition (SPRINT) draagt bij aan de volgende Europese beleidsuitdagingen: Het terugdringen van het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen, dat binnen de EU-strategie From Farm to Fork past
Betrokken groepen vanuit Wageningen University & Research: Wageningen Environmental Research, Wageningen Food Safety Research en Wageningen University Host Microbe Interaction group Betrokken Europese en andere landen: Argentinië, België, Denemarken, Duitsland, Frankrijk, Ierland, Italië, Nederland, Portugal, Slovenië, Spanje, Tsjechië, Verenigd Koninkrijk en Zwitserland
Looptijd: 2020 – 2025
Deel dit verhaal