Next Level Animal Sciences
Andere kijk op dieren, nieuwe koers in onderzoek
Het maatschappelijke debat over de dierhouderij en over dieren in de natuur dendert voort. De teneur van het debat is dat we op een andere manier met dieren om moeten gaan: duurzaam en dierwaardig, waarbij het welzijn van mens, dier en natuur voorop staat. Voor Ernst van den Ende, directeur van de Animal Sciences Group van Wageningen Universiteit & Research, vraagt dat om andersoortig, en nóg innovatiever onderzoek.
“De positie van het dier in de maatschappij verandert snel”, vertelt Ernst van den Ende. Die snelheid heeft volgens de directeur van de Animal Sciences Group alles te maken met het feit dat verschillende maatschappelijke kwesties samenkomen. “Kijk naar de klimaatdiscussie en het stikstofprobleem. Dat zijn kwesties waarbij de aandacht steeds meer op de rol van de veehouderij gericht wordt.” Ook dierziektes, zoals vogelgriep en Q-koorts bij geiten, die een gevaar vormen voor de menselijke gezondheid, beïnvloeden het debat. “De maatschappij wordt steeds kritischer over dierlijke productiesystemen. Dat zien we terug in de vele discussies in de maatschappij.”
Bovendien is de aandacht voor ethische kwesties over dieren verder toegenomen. “Mensen denken steeds bewuster na over de vraag of iets ze in hun consumptiegedrag moeten veranderen. We voeren discussies over minder vlees eten vanwege het milieu en dierenwelzijn. Mensen maken zich zorgen over de natuur en hoe de biodiversiteit onder druk staat. Maatschappelijke organisaties vragen meer aandacht voor het zorgvuldig monitoren en beschermen van onze ecosystemen, zowel op het land als in het water. Sommige mensen denken zelfs dat we over honderd jaar zeggen: Hoe hebben we toen überhaupt dieren kunnen houden?” Dit soort ethische discussies onderstrepen voor Van den Ende het belang van een duurzame en dierwaardige toekomst van de dierhouderij, en de rol die de Animal Sciences Group daarbij speelt.
Meer aandacht voor dierenwelzijn
Dat ethische kwesties hoog op de maatschappelijke agenda staan, leidt mogelijk al op korte termijn tot grote veranderingen in de omgang met dieren, door bijvoorbeeld boeren en onderzoekers. “De Raad voor Dieraangelegenheden heeft begin 2022 een rapport uitgebracht met zes adviezen voor een dierwaardige veehouderij”, vertelt Van den Ende. “Partijen uit de agrosector zullen op korte termijn een convenant met nieuwe afspraken opstellen en dat convenant zal zeker consequenties hebben voor de manier waarop mensen dieren houden. Eén van de richtlijnen is bijvoorbeeld dat een dier natuurlijk gedrag moet kunnen vertonen in gevangenschap. De vraag is dan wat we onder natuurlijk gedrag verstaan en hoevéél natuurlijk gedrag een dier dan moet kunnen vertonen, maar het is duidelijk dat dit wat teweeg gaat brengen.”
Ook de vogelgriep heeft het maatschappelijk debat over dierhouderij aangewakkerd. “Vorig jaar was de vogelgriep voor het eerst jaarrond in Nederland. Wilde vogels vielen letterlijk uit de lucht. Daar zijn zorgen over, want de Spaanse griep, een pandemie die tussen 1918 en 1920 mogelijk 100 miljoen levens eiste, was eerst ook een vogelgriep. Nu is de zorg dat de huidige vogelgriep kan muteren en, net als COVID, voor ons schadelijk kan zijn”, waarschuwt Van den Ende. “Het leidt ook hier tot de centrale vraag hoe wij met dieren omgaan en wat de effecten daarvan zijn voor de mens en de natuur.”
Nieuwe koers uitstippelen
“Al die discussies maken dat we binnen de Animal Sciences Group en WUR als geheel nadenken over de vraag: wat is de rol van het dier in het voedselsysteem, in de natuur en met betrekking tot het welzijn van de mens? Vanuit die vraag maken we de vertaalslag naar het onderzoek dat we gaan doen.”
‘De maatschappij wordt steeds kritischer over dierlijke productiesystemen. Wij maken de vertaalslag naar het onderzoek’
De vraag hoe we met dieren omgaan, overstijgt bovendien ook de grenzen van Nederland, aldus Van den Ende. Andere Westerse landen hebben vergelijkbare problemen, maar kennen niet zo sterk de opeenstapeling van belangen, zoals in Nederland waar de bouw, de industrie en de landbouw dezelfde stikstofrechten moeten verdelen. In dat opzicht kan Nederland volgens Van den Ende een voortrekkersrol spelen in het internationale veld van de dierhouderij. “De noodzaak om oplossingen te vinden is hier immers het grootst.”
Duurzame en dierwaardige dierhouderij
In landen met opkomende economieën ziet hij juist de behoefte aan de productie van dierlijke eiwitten toenemen. “We krijgen hier vragen over, bijvoorbeeld hoe de productie van de veehouderij in Azië vergroot kan worden. Daar willen we een rol in spelen, maar niet door het automatisch op dezelfde manier te doen als in het huidige Nederlandse landbouwsysteem. Naar mijn idee moeten we laten zien dat het ook anders kan. Ook voor internationale vraagstukken richten we ons dus op een duurzame en dierwaardige dierhouderij.”
De Animal Sciences Group wil breed kijken naar al deze prangende vragen. Daarom richt de groep zich de komende jaren op drie thema’s:
- Dierwaardigheid in duurzame voedselsystemen
- Gezondheid van mens en dier in interactie
- Biodiversiteit en ecosystemen
‘We willen onze onderzoekers inspireren met nieuwe methoden en technieken. Creativiteit ontstaat juist in de wandelgangen’
Er zijn nieuwe onderzoeksmethoden nodig om een nog beter beeld te krijgen van het dier zelf en zijn omgeving. Precies om die reden startte het programma Next Level Animal Sciences (NLAS) in 2020. Dit is een vierjarig innovatieprogramma met een budget van 12 miljoen euro. In een twintigtal projecten werken onderzoekers nu aan drie onderzoekslijnen: nieuwe sensortechnologie, data en modellen, en complexe celsystemen.
Minder dierproeven
De onderzoekslijn complexe celsystemen zet in op de ontwikkeling van organoïden, vereenvoudigde miniatuurversies van organen. “We willen naar celsystemen toe waarmee je dingen kunt testen zonder dat je daar het dier voor nodig hebt”, legt Van den Ende uit. “Je kunt dan bijvoorbeeld kijken hoe die cellen op voeding reageren en op ziektes. Daarmee kun je het onderzoek versnellen en een deel van de dierproeven vermijden. Je zult nog wel dieren nodig hebben, maar je kunt het aantal dierproeven verminderen. Deze ontwikkeling is relatief nieuw, ook wereldwijd. Het is onderzoek van de lange adem, maar hierin investeren is niet meer dan logisch. Dierproeven worden in de maatschappij steeds minder geaccepteerd.”
Binnen de onderzoekslijn sensortechnologie onderzoeken de Wageningse wetenschappers nieuwe mogelijkheden om met sensoren, bijvoorbeeld in de stal of op het dier, naar het gedrag van dieren te kijken en dat te vertalen naar een manier om betere beslissingen te nemen “Straks kan de boer allerlei kwalen bij zijn koeien, zoals kreupelheid, veel eerder ontdekken en meteen de situatie verbeteren. Je krijgt daardoor een enorme hoeveelheid data binnen die je moet analyseren.”
Het gebruik van sensoren sluit daarmee naadloos aan op de derde onderzoekslijn: data en modellen. “Grote hoeveelheden data vragen om een goede manier van verwerken, met slimme software. Op ons innovatiecentrum Dairy Campus in Friesland bijvoorbeeld is melk maar een bijproduct. Het belangrijkste wat de koeien daar produceren zijn data. De opzet is om met al die gegevens te kijken wat je kunt doen om emissies te verlagen of het dierenwelzijn te verbeteren.” Ook bij andere projecten gieten onderzoekers hun gegevens in complexe computermodellen, zoals Wageningen Marine Research dit doet bij studies naar de biodiversiteit onder en boven water.
Elkaar inspireren
De onderzoekers van NLAS hebben de opdracht gekregen om tools te ontwikkelen waarmee de Animal Sciences Group haar nieuwe koers kan varen. Vervolgens kunnen andere onderzoekers die gebruiken. Van den Ende: “We willen onze onderzoekers inspireren met nieuwe methoden en technieken. Daarom organiseren we onder meer netwerkbijeenkomsten en zorgen we voor kennisoverdracht. En natuurlijk kun je zelf ook gewoon een praatje aanknopen bij de koffieautomaat.”
“Creativiteit ontstaat juist bij borrels of in de wandelgangen of tijdens de lunch bij conferenties. Als Animal Sciences Group zitten we verspreid over Nederland en over verschillende onderzoeksgroepen en -instituten. Ik hoop die werelden bij elkaar te brengen, zodat we van elkaar kunnen leren. Ik denk dat dit een enorme meerwaarde heeft voor alle onderzoekers, waar uiteindelijk dieren, mensen en de natuur van zullen profiteren.”
Deel deze pagina