De natuurlijke omstandigheden zijn leidend bij het schetsen van een (stads)beeld van de toekomst. Beeld: Wageningen University & Research
Klimaatverandering gaat de komende decennia veel impact hebben, ook op het leven in Nederland. Om onze steden goed voor te bereiden op de nieuwe, vaak extremere leefomstandigheden waar we mee te maken krijgen, ontwierpen WIMEK-onderzoekers een scenario voor de stad van de toekomst.
Als landschapsarchitect en stedenbouwer Sanda Lenzholzer zich vier jaar geleden liet ontvallen dat men vanuit het westen van Nederland langzaamaan beter zou kunnen verkassen naar hogere en drogere gebieden, oogstte ze vooral gefronste wenkbrauwen. Natuurlijk: de aarde warmt op en daardoor stijgt de zeespiegel. Maar we hebben in Nederland sterke dijken, dus zo’n vaart zal het toch niet lopen?
Die houding is nu in rap tempo aan het veranderen. Eind 2021 publiceerde de Rotterdamse wetenschapper Jan Rotmans ook een landkaart waar Nederland deels onder water staat. Een paar weken later trok de deltacommissaris aan de bel. We moeten stoppen, zei hij, met woningen bouwen in gebieden die niet klimaatbestendig zijn. De kaart ‘Nederland in 2120’ die WUR-onderzoekers twee jaar geleden publiceerden, laat alvast alternatieve scenario’s zien.
Begrijp het niet verkeerd: al die experts zijn geen doemdenkers. Ze kennen natuurlijke processen en hun gevolgen, zegt Lenzholzer, hoogleraar Landschapsarchitectuur aan de WUR. “Klimaatverandering is een feit. Zelfs als we morgen volledig CO₂-neutraal zouden gaan leven, warmt de wereld de komende eeuw nog verder op. En dat heeft grote gevolgen voor hoe we in Nederland wonen, en wáár we wonen. Een trek uit het westen gaat op de een of andere manier gebeuren. Dat betekent dat we ons daarop moeten voorbereiden.”
Gedetailleerde landkaarten
Met die voorbereiding houden wetenschappers aan de WUR zich op allerlei onderzoeksterreinen bezig. Experts uit verschillende disciplines werken samen aan oplossingen. Zo ook bij het project ‘De stad in 2120’, waar Lenzholzer bij het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK) nauw bij betrokken is. In dat project boog een team van de leerstoelgroep Landschapsarchitectuur van Wageningen Universiteit en experts van Wageningen Environmental Research zich over de vraag hoe we de stad van de toekomst slim kunnen vormgeven.
“
In ons ontwerp gebruiken we natuurlijke processen en technologie om het landschap te versterken
Een ontwerpscenario van het potentiële rivierengebied in Arnhem. Beeld: Wageningen University & Research
‘Slim’ wil zeggen: met het natuurlijke landschap als basis, aangepast aan het veranderde klimaat én op zo’n manier dat we verdere opwarming tegengaan. Het resultaat is het visierapport ‘De stad van 2120: natuurlijk!’, een toegankelijk verhaal dat wordt verteld aan de hand van gedetailleerde landkaarten, illustraties en 3D-visualisaties.
De onderzoekers namen Arnhem als voorbeeld om te laten zien hoe een Nederlandse stad er in de toekomst uit zou kunnen zien. In het ontwerp zijn de natuurlijke omstandigheden leidend, vertelt Lenzholzer. “Dus niet alleen het klimaat, maar ook het landschap in en rondom de stad. Ligt de stad bijvoorbeeld aan een rivier? Wat voor bodem en watersysteem is er, wat zijn de hoogteverschillen? Op basis van al die kenmerken zijn we gaan ontwerpen.” De stad Arnhem beslaat twee veel voorkomende Nederlandse landschapstypen, legt ze uit. “In het noorden vind je de stuwwal van de Veluwe, met zijn zandgronden. Dat gebied ligt hoger. Ten zuiden van het stadscentrum heb je het rivierengebied waar de Rijn en Waal doorheen stromen.”
Natuur en techniek
In hun verhaal laten de onderzoekers en ontwerpers zien hoe de mens kan samenwerken met het landschap in plaats van er strijd mee te leveren. Dat gebeurt aan de hand van zes thema’s: wonen, verkeer en vervoer, stadsklimaat, energie, water en biodiversiteit en landbouw. “We buiten het natuurlijke systeem niet langer uit, maar gebruiken natuurlijke processen en technologie juist om het landschap te versterken.”
Wie door het document bladert, komt van alles tegen: nieuwe meren op de Veluwe, drijvende woningen op de rivier, koele luchtcorridors met watervallen, ondergrondse snelwegen, zelfrijdende auto’s, strokenlandbouw en verticale landbouw. Oude dorpen in het rivierengebied zijn omringd door nieuwe ‘ringterpen’. In de stad zijn asfalt en stenen gevels vervangen door groen. “We willen laten zien dat je ook in een wereld met klimaatverandering een prettige, aantrekkelijke en welvarende stad kunt bouwen.”
Wonen op de Veluwe in 2120, een balans tussen natuur en leven. Beeld: Wageningen University & Research
Drijvende woningen op de rivier in toekomstig Arnhem. Beeld: Wageningen University & Research
Overtollig water wordt naar de helling omhoog gepompt. Beeld: Wageningen University & Research
Bij het ontwerpen van zo’n scenario is klimaatadaptatie eigenlijk maar één kant van het verhaal, benadrukt Lenzholzer. “In essentie gaat het om het diep begrijpen van het landschap en zijn processen: het water, de bodem, seizoenen met hun specifieke zonnestanden en windstromen. Door die verschillende processen slim aan elkaar te koppelen, kun je innovatieve ontwerpoplossingen vinden.” Neem het thema water. In het lage rivierengebied zijn vaak overstromingen, op de hoge zandgronden heerst juist droogte. Daarom wordt in het Arnhem-scenario overtollig rivierwater omhoog gepompt naar nieuwe Veluwemeren. Die meren zijn tegelijkertijd een ‘waterbatterij’. Komt er te weinig energie uit zon en wind, dan stroomt het water ondergronds naar beneden naar een waterkrachtcentrale. “Zo gebruik je de hoogteverschillen in het gebied om meerdere problemen tegelijkertijd aan te pakken.”
Mensen meekrijgen
Ook in andere projecten maken landschapsarchitecten van WUR regelmatig visuele toekomstscenario’s. Waarom zijn zulke ontwerpen nuttig? “Mensen houden nu eenmaal niet van verandering”, zegt landschapsarchitect Rudi van Etteger. “We hebben een voorkeur voor de wereld die we kennen. Pas als je concreet laat zien hoe het ook anders kan, doorbreek je dat psychologische proces. Dan kun je mensen meekrijgen in die verandering: dit is mooi, hier gaan we met z’n allen voor.” En vergis je niet: zo’n landschapstekening is meer dan een mooi plaatje. Van Etteger: “Pas als je een ontwerpscenario gaat tekenen, worden ideeën tastbaar. En dan pas kom je erachter wat je eigenlijk vindt van een bepaalde oplossing. Met woorden kun je vaak ergens omheen draaien. Maar ga je tekenen, dan komt een scheidingslijn hier óf daar. Dat dwingt je om na te denken over alle details.”
“
Als je concreet laat zien hoe het ook anders kan, kun je mensen meekrijgen in die verandering
Het landschap in en om de stad wordt belangrijker. Beeld: Wageningen University & Research
Niet alleen high-techoplossingen spelen een rol in de ontwerpscenario’s. “We maken ook gebruik van veel oude technieken die in de vergetelheid zijn geraakt. Afgelopen anderhalve eeuw konden we dankzij fossiele brandstoffen ineens tegen de natuur in werken. Maar dat we nu enorme percelen landbouwgrond hebben, is alleen maar omdat dat handig is als je er met een tractor overheen rijdt. Wanneer dat straks niet meer kan, is een kleiner veld ineens veel praktischer.”
Vandaag beginnen
Als landschapsarchitecten zijn Lenzholzer en Van Etteger echte generalisten. “Wij kennen de denkwereld van een natuurwetenschapper, maar ook die van een sociale wetenschapper. Daardoor kunnen we bruggen slaan tussen verschillende disciplines.” Zo’n totaaloverzicht is nodig, want alleen wie alle relevante aspecten meeneemt, komt tot het best denkbare ontwerp. Lenzholzer somt op: “Denk aan het energievraagstuk, de biodiversiteit, klimaatadaptatie, de landbouw met zijn stikstofproblematiek, maar ook aan de vraag hoe we omgaan met ons cultureel erfgoed. Over al die zaken moeten we nadenken. Want welke keuzes we ook maken, met ons werk beïnvloeden we de wereld om ons heen.”
Eerlijk is eerlijk: de stad van de 22e eeuw lijkt nog ver weg. Maar, zeggen de WUR-landschapsarchitecten, je verandert de wereld nu eenmaal niet in één dag. En dus moet je nú al een stip op de horizon zetten – anders ben je te laat. Van Etteger: “Heb je als gemeente plannen voor een groot nieuw gebouw, dan wil je wel dat zo’n gebouw de komende honderd jaar meekan. Dat betekent dat je in je aanbesteding geen ontwerp selecteert dat uitgaat van fossiele brandstoffen. En juist wél een gebouw dat tijdens hete zomers op een natuurlijke manier koel blijft.”
Het verhaal over de stad in 2120 is onlangs gepubliceerd. De eerste vraag van de wethouders van steden is natuurlijk: hoe kunnen we de lessen uit dit verhaal vertalen naar concrete stappen? Anders gezegd: als we hier inderdaad naartoe willen, waarmee moeten we dan morgen beginnen? Lenzholzer: “Dan moeten we backcasten – door die verre stip aan de horizon te vertalen naar kleine, haalbare stappen. Met die vraagstukken kunnen onze collega’s van ruimtelijke planning en ontwerp binnenkort aan de slag.”
Online
Bekijk het visierapport ‘De stad van 2120: natuurlijk!’
Lees meer over het onderzoek van het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK)
Heb je een vraag over dit onderwerp? Vraag het onze experts
Deel dit artikel