Een zonnepark in Hemau, Duitsland. Foto: Frank Stremke
Dat we een transitie moeten maken naar een toekomst zonder fossiele energie is onontkoombaar. Dat betekent: meer zonne- en windenergie. Maar hoe krijgen we dat in ons dichtbevolkte land voor elkaar? En hoe creëer je draagvlak bij omwonenden voor windmolens of zonneparken? Dat is iets waar WIMEK-onderzoeker Sven Stremke zich al jaren mee bezighoudt.
Sven Stremke, hoofddocent Landschapsarchitectuur bij WUR, is gespecialiseerd in energielandschappen: landschappen waarin energie wordt opgewekt. In zijn meest recente onderzoek bij het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK) richtte hij zich met zijn team op zonneparken, want hoewel windenergie nog steeds belangrijk is, neemt het draagvlak daarvoor af. Dus gaan veel regionale overheden liever met zonneparken aan de slag.
Die zonneparken zijn nog voornamelijk op landbouwgrond aangelegd en vooral gericht op het maximaliseren van de energieopbrengst. Een gemiste kans, vindt Stremke, omdat er zoveel meer mogelijk is. “In ons onderzoek keken we naar elf Europese zonneparken die meer doen dan energie opwekken alleen. Daarbij keken we voornamelijk naar zichtbaarheid en landgebruik. Zichtbaarheid is belangrijk voor de acceptatie van omwonenden. Met zonnepanelen langs de snelweg zullen weinig mensen problemen hebben, maar als ze in het favoriete wandelgebied komen, is dat een heel ander verhaal. Landgebruik gaat over multifunctionaliteit: kun je land met zonnepanelen nog voor andere dingen gebruiken, zoals landbouw?”
Multifunctioneel landgebruik
Volgens Stremke is multifunctioneel gebruik van zonneparken heel goed mogelijk. De combinatie van landbouw en zonne-energie, ‘agrovoltaïsche energie’, wordt op meerdere plekken in Europa toegepast, bijvoorbeeld door het plaatsen van extra hoge panelen waaronder landbouw mogelijk is. Stremke: “In Nederland zijn er kwekers die peren, rode bessen of frambozen telen in zonneparken. De zonnepanelen die zij gebruiken zijn lichtdoorlatender dan gewone panelen, dus er komt voldoende licht bij de planten.”
“
Met zonnepanelen langs de snelweg zullen weinig mensen problemen hebben, maar in het favoriete wandelgebied is een heel ander verhaal
Met natuurinclusieve zonneparken kan de biodiversiteit worden versterkt. Foto: Shutterstock
Onder de panelen kan een gunstig microklimaat ontstaan: koeler in de zomer en warmer in de winter, wat de oogst kan verbeteren. En dan beschermen de panelen de gewassen ook nog eens tegen regen en hagel, wat de kans op schimmel en hagelschade verkleint. Een ander voorbeeld van multifunctioneel landgebruik zijn natuurinclusieve zonneparken. Stremke: “Daar kun je bijvoorbeeld de biodiversiteit mee versterken. Als je in een gebied met intensieve akkerbouw een stuk land 25 jaar lang uit de productie haalt, kan de bodem zich herstellen, doordat je geen organische massa onttrekt en niet bemest.” Heggen en bloeiende akkerranden rond een park verhogen de biodiversiteit nog meer. Bovendien wordt het park dan ook deels aan het zicht onttrokken, wat de weerstand van omwonenden kan verminderen.
Zichtbaarheid en weerstand
De aanleg van zonneparken vergt bewuste keuzes van gemeentes en grondeigenaren, aldus Stremke. Daar kan het One Wageningen Solar Research Program, waarvan hij medeoprichter is, bij helpen. Het programma wil een wetenschappelijke basis leggen voor duurzame zonneparken die rendabel zijn voor economie, natuur en maatschappij. “Bij de aanleg van een zonnepark valt veel te kiezen: wil je alleen maar energie opwekken of ook een bijdrage leveren aan landbouw en biodiversiteit, of met de omwonenden rekening houden door het park bijvoorbeeld te combineren met recreatie of educatieve mogelijkheden? Wij zien in ons programma, waarin we onder andere samenwerken met overheden, grondeigenaren en energieleveranciers, dat die keuze vaak al aan het begin van het traject wordt gemaakt, vaak impliciet. De grondeigenaar en ontwikkelaar gaan met een ontwerp bij de gemeente langs en pas later bij omwonenden, maar die hebben dan geen echte inspraak meer. Terwijl eerder betrekken juist weerstand bij omwonenden voorkomt.”
Agrovoltaïsche energie wordt in Babberich en Tiel toegepast. De zonnepanelen zijn lichtdoorlatend, dus de planten krijgen voldoende licht. Foto: Sven Stremke
Zonnepanelen bieden goede bescherming aan schapen en kippen, dat in Hemau wordt toegepast. Foto: Dirk Oudes
Behalve inspraak is ook participatie een belangrijke manier om draagvlak te creëren. Stremke: “Als je als omwonende zelf kunt investeren in een zonnepark, in plaats van dat een of andere onbekende investeerder dat doet, voel je je veel meer betrokken bij zo’n project.” Ook het feit dat zonneparken een oplossing kunnen zijn voor lokale hoofdpijndossiers – een vuilstort, een gebied waar de grond is uitgeput door te intensieve landbouw, een bedrijventerrein dat nooit van de grond is gekomen – kan ervoor zorgen dat de energietransitie plotseling wel wordt omarmd.
Beleidsmakers scherp houden
WUR heeft volgens Stremke een belangrijke rol in het scherp houden van beleidsmakers. “Wij kunnen laten zien dat een bepaalde optie die een beleidsmaker op het oog heeft, in andere landen bijvoorbeeld niet goed heeft uitgepakt. Andersom kunnen we ook vertellen wat wél goed werkt. Zo wordt in Duitsland het subsidiestelsel voor hernieuwbare energie jaarlijks geüpdatet naar aanleiding van inzichten uit de wetenschap. Men begon zich bijvoorbeeld druk te maken over concurrentie tussen landbouw en energieopwekking. Toen heeft de Duitse overheid de subsidie voor zonnepanelen op landbouwgrond verlaagd en die voor slechte, ontoegankelijke grond verhoogd, waardoor het voor ontwikkelaars aantrekkelijk werd om daar hun zonneparken aan te leggen.”
“
Bij de aanleg van een zonnepark valt veel te kiezen: wil je energie opwekken of ook een bijdrage leveren aan landbouw en biodiversiteit?
Gelukkig begint er in Nederland nu ook wat meer te veranderen in de subsidies voor duurzame energie, aldus Stremke. Eerder werd er puur op de laagste prijs gestuurd – en zonnepanelen op een leeg grasveld zetten is nu eenmaal makkelijk en goedkoop. Maar nu de percelen voor de goedkope, grootschalige zonneparken opraken, is die landschappelijke inpassing volgens Stremke de enige manier om de energietransitie te laten slagen. Dat lijkt het nieuwe kabinet ook in te zien: in het coalitieakkoord wordt bijvoorbeeld gesproken over multifunctionele zonneparken.
Meer onderzoek nodig
Hoewel het onderzoek veel concrete inzichten opleverde over landgebruik en zichtbaarheid, is er nog wel meer onderzoek nodig, bijvoorbeeld naar circulariteit en onderhoud. Dat onderzoek wil Stremke combineren met de praktijk. “We zitten midden in een aantal action-researchprojecten waarin we zonneparken van de toekomst ontwikkelen. Daarbij kunnen we ons ook meer gaan richten op een derde aspect van ons onderzoek: tijdelijkheid en dus ook circulariteit. Als een zonnepark na twintig jaar wordt opgedoekt, kan de grond weer voor andere dingen worden gebruikt. Daarbij is het dus van belang dat alles zoveel mogelijk afbreekbaar en recyclebaar is.”
Het eerder betrekken van omwonenden bij de aanleg van een zonnepark voorkomt weerstand. Foto: Sven Stremke
Ook willen Stremke en zijn collega’s meer experimenteren met het onderhoud van de parken. Zo moet de vegetatie in toom worden gehouden, bijvoorbeeld door te maaien.” Het is daarbij belangrijk dat het maaisel ook wordt afgevoerd. “Want inheemse planten, die belangrijk zijn voor het voortbestaan van insecten, hebben schrale grond nodig. Als je het maaisel laat liggen – wat meestal gebeurt omdat dat goedkoper is – composteert dat en verrijkt dat de grond juist. Al deze dingen maken het interessant voor WUR om action-research naar zonneparken te doen, omdat het zoveel raakvlakken heeft met onze onderzoeksgebieden.”
Energievraag oplossen
Hoe ziet Stremke de toekomst van energielandschappen voor zich? “In 2030, wanneer het grootste deel van alle elektriciteit van hernieuwbare bronnen moet komen, hoop ik dat windmolen- en zonneparken een logische toevoeging zijn aan de omgeving – de juiste techniek op de juiste plek – en dat ze gewoon bij ons dagelijks leven horen. We hebben nu een groot deel van onze energieopwekking uitbesteed aan het buitenland, dus zien we niet wat er nodig is om in onze energiebehoefte te voldoen. Uit onderzoek blijkt dat mensen meer bereid zijn om energie te besparen als ze zien hoe die energie wordt opgewekt. Bovendien kunnen we onze energievraag niet door andere landen laten oplossen. Er is geen land dat tot 2050 overproductie heeft aan hernieuwbare energie. De enige manier is zo zelfvoorzienend mogelijk te worden en daar hebben we zonneparken hard bij nodig.”
Online
Lees meer over het One Wageningen Solar Research Program op de website van Wageningen University & Research
Lees meer over het onderzoek van het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK)
Deel dit artikel