De bedoeling is dat straks iedereen bij laboratoriumonderzoek dezelfde plastic mix gebruikt naar de effecten van microplastic. Foto: Shutterstock
Het effect van microplastics op mensen en dieren is minder ongrijpbaar dan het lijkt. Dat komt door betere meet- en rekenmethodes, waaraan milieuchemicus Bart Koelmans werkt. De uitkomsten helpen beleidsmakers om de risico’s van microplastics beter in kaart te brengen.
Plastic zwerfafval heeft vaak jaren nodig om af te breken in de natuur. Als niemand de grote stukken opruimt, valt plastic langzaam uiteen. De kleinste deeltjes, microplastics, zijn voor het oog onzichtbaar, maar in toenemende mate aanwezig in zoet en zout water en in de bodem. Dieren en mensen krijgen deze kleine deeltjes binnen met hun voedsel. Over de vraag hoeveel precies en of dat schadelijk is, heerst nog veel onduidelijkheid.
Wereldwijd werken wetenschappers aan het vaststellen van de risico’s van microplastic, maar de verschillende onderzoeken zijn vaak niet met elkaar te vergelijken. Bart Koelmans, hoogleraar Aquatische ecologie en waterkwaliteit bij Wageningen University & Research, vindt het hoog tijd om orde te scheppen in de spreekwoordelijke chaos. Hij merkt dat daar in de maatschappij behoefte aan is. “Veel mensen maken zich zorgen om microplastics in het milieu en in ons lichaam. Dat heeft te maken met het gevoel dat het daar niet hoort. Dat gevoel is terecht, maar beleidsmakers willen veel preciezer weten welke concentratie microplastic een risico vormt. Zij kunnen dan normen vaststellen en maatregelen treffen.”
Standaard meten en rekenen
Systematisch gaat Koelmans, verbonden aan het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK), met zijn collega’s alle stappen na die nodig zijn om goed te meten en te berekenen wat het risico van microplastic is. Zijn doel is om zoveel mogelijk ruis weg te nemen. Die is ontstaan doordat onderzoekers niet overal op dezelfde manier werken. “Het is steeds appels met peren vergelijken, en dat moet veranderen”, vindt Koelmans. Met standaard meet- en rekenmethodes hoopt hij de wetenschap te leveren die beleidsmakers kan helpen het plasticprobleem in te dammen.
“
De verschillende onderzoeken naar de risico’s van microplastic zijn vaak niet met elkaar te vergelijken
Er belandt veel plasticafval in de natuur dat gevolgen heeft voor mens en dier. Foto: Shutterstock
“Risico heeft altijd te maken met twee factoren: blootstelling in het milieu en effecten op organismen in de natuur”, begint Koelmans. De eerste vraag is hoeveel microplastic in de zee, rivieren of sediment rondzwerft waar organismen het binnenkrijgen. Onderzoekers halen dan bijvoorbeeld water omhoog, laten dit door een zeef lopen en bepalen dan in het lab hoeveel deeltjes microplastic op de zeef achterblijven.
“Daar begint het al mee. De grootte van de gaten in de zeef bepaalt namelijk welk gedeelte van het plastic je meet”, legt Koelmans uit. Bij verschillende uitkomsten was het dus niet duidelijk of dat kwam doordat er op de ene plek veel meer microplastic was dan op de andere. Het kon namelijk ook simpelweg aan de zeef liggen. En zo rammelde er veel meer bij het meetonderzoek door verschillen in apparatuur en methodes. Koelmans ontwikkelde omrekentrucs voor bestaande gegevens en deed aanbevelingen voor nieuw onderzoek. Die worden nu wereldwijd steeds meer gebruikt.
Plastic mix in de natuur
De tweede vraag is welke effecten microplastic hebben op de gezondheid van verschillende dieren of de mens. Dat wordt bijvoorbeeld getest door kleine waterdiertjes in het laboratorium bloot te stellen aan microplastic door die plastics toe te voegen aan het aquarium waarin de diertjes zwemmen. De manier waarop dat gebeurt, is niet altijd ideaal, weet Koelmans.
Het in laboratoriumonderzoek standaardiseren van het gebruik van dezelfde soort zeef moet leiden tot beter meetonderzoek. Foto: Shutterstock
Wie bijvoorbeeld allemaal dezelfde korreltjes microplastic gebruikt voor deze testen, houdt te weinig rekening met de realiteit. Microplastic in de natuur is immers afkomstig van verschillende bronnen, zoals voedselverpakkingen, verzorgingsproducten, autobanden en kleding. “Microplastic in de natuur is mede daarom juist heel divers. Het bevat deeltjes van verschillende plastic materialen, verschillende vormen en verschillende groottes. Wel is die mix van deeltjes redelijk gelijk op verschillende locaties. Plastic breekt namelijk overal af volgens ongeveer dezelfde principes.” De bedoeling is dat straks iedereen dezelfde plastic mix gaat gebruiken bij laboratoriumonderzoek naar de effecten van microplastic.
Verdund voedsel
De mengelmoes aan plastic deeltjes bracht Koelmans op nog een ander idee. “Als plastic zo divers is, hoe kun je dan zeggen: vanaf bijvoorbeeld tien deeltjes krijgt het dier problemen? Tien grote, tien kleine, tien staafjes of tien bolletjes? Dat maakt nogal een verschil, zeker voor kleine beestjes.” Koelmans kwam vervolgens op het spoor wat het werkelijke probleem waarschijnlijk is: voedselverdunning. “Die kleine beestjes eten stukjes plastic op, waardoor ze minder van hun favoriete eten, bijvoorbeeld algen, binnenkrijgen. Het voedsel wordt dus verdund. Dat bracht ons op het idee dat niet het aantal, maar het ingeslikte volume bij dit soort diertjes een veel relevantere maat is voor het effect van microplastic.” Voor dieren zijn de risico’s van microplastics met nieuwe trucs en tools dus steeds beter te bepalen. Maar hoeveel risico lopen mensen nu precies? Koelmans: “Een eerdere studie naar de blootstelling bij mensen kwam op een creditcard per week, terwijl onze berekeningen uitkwamen op een hoeveelheid ter grootte van minder dan een korreltje zout. Een stuk minder dus. Toch laat dit verschil ook zien hoe weinig we zeker weten. En de verwachting is bovendien dat die hoeveelheid de komende jaren toeneemt.” Alleen al omdat veel van het aanwezige plastic in de natuur nog niet afgebroken is tot microplastic.
“
Niet het aantal, maar het ingeslikte volume is een veel relevantere maat voor het effect van microplastic
Schoonmaakacties en bewustwording moeten helpen om de lekkage van plastics naar het milieu te stoppen. Foto: Shutterstock
Gegevens over menselijke blootstelling komen vooral van producten die we consumeren. Over bijvoorbeeld bier, honing, vis, mosselen en zout zijn gegevens beschikbaar, maar van ontbijtgranen, brood, groente, fruit en vlees nog niet. Dit terwijl deze voedingsmiddelen veel meer worden geconsumeerd. Koelmans verwacht dat de gegevens over veel van deze producten binnen twee jaar beschikbaar komen. Waar beleidsmakers nog iets langer op moeten wachten, zijn harde uitspraken over de verspreiding van de plastic deeltjes in het menselijk lichaam en het effect daarvan. Hier is tot nu toe namelijk nog minder onderzoek naar gedaan.
Basis voor nieuw beleid
Toch kunnen beleidsmakers al wel aan de slag op basis van alle nieuwe kennis over microplastics van de afgelopen jaren. De Amerikaanse staat California gebruikte het onderzoek van Koelmans als basis voor nieuwe normen en beleid. Ook de Europese Unie zet stappen. “We hebben een heel palet aan maatregelen nodig om de lekkage van plastics naar het milieu te stoppen”, zegt Koelmans. “Denk aan de keuze voor andere materialen om plastic van te maken, zoals polymeren die niet afbreken of juist snel afbreken. Maar ik denk ook aan handhaving, schoonmaakacties en bewustwording. We kunnen het ons niet veroorloven om één maatregel niet te doen.”
De weg is lang, maar Koelmans is optimistisch over de toekomst. “Ik ga ervan uit dat er snel meer zekerheid komt over de risico’s van microplastics. Over vijf jaar hoop ik dat we een stuk verder zijn met het vinden van oplossingen. Dat we kunnen zeggen, we zien nu al zoveel concrete acties dat onze modellen laten zien dat het plastic in het milieu niet meer toeneemt. Want als we niets doen, weten we vrij zeker dat er wijdverbreide, onomkeerbare nadelige effecten ontstaan in de natuur, zoals een extra afname in de biodiversiteit, en waarschijnlijk ook bij de mens. Niet direct, maar wel tussen de pakweg dertig en honderd jaar.”
Online
Lees meer over het onderzoeksproject Plastic debris in nature and society
Lees meer over het onderzoek van het Wagenings Instituut voor Milieu en Klimaatstudies (WIMEK)
Deel dit artikel