BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN
Hoe onze kippen vogelgriep krijgen
Beeld: Shutterstock
Tot voor kort was er weinig bekend over hoe wilde vogels het vogelgriepvirus kunnen overdragen op pluimvee. Door onderzoek van Wageningen University & Research komt daar steeds meer duidelijkheid over, waardoor de sector beter in staat is in te spelen op besmettingen – en daardoor gericht maatregelen kan nemen.
Nederlandse pluimveebedrijven werden in 2014, 2016 en 2017 getroffen door verschillende uitbraken van het hoog-pathogene aviaire influenzavirus of vogelgriepvirus. Een zeer besmettelijke en dodelijke ziekte voor pluimvee. De getroffen bedrijven moesten worden geruimd, zestien in totaal. De schade bleef daarmee in Nederland enigszins beperkt: in Duitsland werden enkele tientallen bedrijven getroffen, in Hongarije waren het er honderden. Het vogelgriepvirus komt met wilde trekvogels mee vanuit Zuid-Oost Azië en kent laag-pathogene en hoog-pathogene varianten. Laag-pathogene vogelgriepvirussen leveren weinig gezondheidsproblemen op bij pluimvee. “Hooguit leggen de kippen wat minder eieren”, zegt Nancy Beerens. Ze is hoofd van het Nationaal Referentielaboratorium, waar alle diagnostiek van vogelgriep in Nederland plaatsvindt.
“De laag-pathogene variant is van nature aanwezig bij met name eendachtige wilde vogels zoals zwanen, ganzen, smienten en wintertalingen. Hoog-pathogene varianten komen zelden voor, maar áls ze voorkomen, dan leidt dat uiteindelijk tot veel zieke en dode kippen.”
Rechtstreeks uit Zuid-Oost Azië
Voorheen waren de vogelgriepuitbraken het gevolg van een laag-pathogeen vogelgriepvirus dat muteerde in een hoog-pathogene variant. Maar sinds 2005 zien onderzoekers dat een hoog-pathogeen vogelgriepvirus rechtstreeks vanuit Zuid-Oost Azië meekomt met wilde trekvogels naar Europa. Daardoor zijn er meerdere uitbraken geweest in Nederland. In 2014, 2016 en 2017 moesten met vogelgriepvirus besmette pluimveebedrijven worden geruimd.
Wilde watervogels zijn vaak drager van het vogelgriepvirus. Foto: Shutterstock
Wageningen University & Research doet onderzoek naar de herkomst en genetica van vogelgriepvirussen. Medewerkers van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), verantwoordelijk voor het testen van bedrijven die mogelijk besmet zijn met vogelgriep, zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar. Deze snelle diagnostiek en de maatregelen die daarop volgen, zoals het ruimen van besmette bedrijven en een ophokplicht voor bedrijven die nog niet besmet waren, heeft er in het verleden aan bijgedragen dat de epidemieën beperkt bleven in omvang.
Dragers van het virus
“Het is algemeen bekend dat eendachtige watervogels drager zijn van het vogelgriepvirus”, zegt Armin Elbers, die als epidemioloog in het kader van WOT-onderzoek de verspreidingspatronen van dierziekten bestudeert. “Maar hoe komt dat virus vervolgens op de pluimveebedrijven? Dat is een vraag die mij bezighoudt.”
Sinds 2005 komen gevaarlijke vogelgriepvirussen rechtstreeks vanuit Zuid-Oost Azië mee met wilde trekvogels naar Europa
Nederland kent verschillende soorten pluimveebedrijven. Naast de sector waar eenden, kalkoenen en vleeskuikens worden gehouden, zijn er bedrijven met legkippen. Die categorie is weer onder te verdelen in bedrijven waar de kippen in de stal scharrelen en de vrije-uitloopbedrijven waar de kippen een groot deel van de dag buiten verblijven. “Als we kijken naar de uitbraken in de laag-pathogene vorm, vinden die voor een groot deel plaats in de vrije uitloopbedrijven. Dat is logisch te veronderstellen, omdat de kippen in de buitenomgeving makkelijk in contact kunnen komen met wilde vogels die drager zijn van het vogelgriepvirus.”
Het hoog-pathogene aviaire influenzavirus is een zeer besmettelijke en dodelijke ziekte voor pluimvee. Foto: Shutterstock
Het vogelgriepvirus zit in de ontlasting van eendachtige watervogels en kan ook via het speeksel en luchtwegen van de vogels worden verspreid. Doel van het WOT-onderzoek was te onderzoeken hoe kippen in aanraking zijn gekomen met het virus. Elbers heeft hiertoe op een uitloopbedrijf dat in het verleden vaker is getroffen door vogelgriepuitbraken, meerdere camera’s opgehangen. De camera’s hebben 24 uur per dag, zeven dagen per week aangestaan.
Vrije-uitloopkippen komen makkelijk in contact met wilde vogels die het vogelgriepvirus hebben
Na twaalf maanden zijn de camera’s uitgezet en kon de ruim 5.000 uur aan videomateriaal worden geanalyseerd. “Wat we hebben gezien is dat met name wilde eenden in de winterperiode, van november tot maart, ’s nachts in de uitloop aanwezig zijn. Dan zitten de kippen binnen in de stal. Op de beelden zie je de wilde eenden in de waterplassen badderen, zoeken naar voedsel én poepen. Water dat overdag ook door de kippen wordt gebruikt om van te drinken.” Elbers benadrukt dat er op de videobeelden geen enkele keer direct contact te zien is geweest tussen wilde vogels en kippen. Volgens Elbers is de hypothese gerechtvaardigd dat de overdracht van virus indirect plaatsvindt via gecontamineerd water of via vogelpoep in de uitloop.
Op een pluimveebedrijf wordt een proef uitgevoerd met bewegende laserbundels die over de bodem van de uitloop scheren om wilde vogels te verjagen. Foto: WBVR
Uit de data van het WOT-onderzoek van Elbers blijkt dat de risico’s voor besmetting met vogelgriep op pluimveebedrijven met vrije uitloop groot zijn. En ook bij bedrijven die op korte afstand liggen van waterwegen en natuurgebieden waar veel wilde vogels verblijven. “De uitkomsten van het onderzoek leveren aanwijzingen op voor bedrijven om het risico op besmetting zo beperkt mogelijk te houden. Bijvoorbeeld door het vermijden van plassen in de uitloop door irrigatie. Het verjagen van vogels uit de uitloop is ook een mogelijkheid. Binnenkort starten we binnen een publiek-private samenwerking (PPS) met het pluimveebedrijfsleven, voortbouwend op onderzoek naar vogelgriep binnen de WOT, een proef met bewegende laserbundels die over de bodem van de uitloop scheren. Het idee is dat de vogels schrikken van zo’n at random voortbewegende bundel op de grond en zo verjaagd worden”, aldus Elbers.
Genetische vingerafdruk
Er zijn veel verschillende varianten van het vogelgriepvirus. Sommige varianten van het vogelgriepvirus zijn besmettelijk voor mensen, maar dat zijn er weinig. H5N1 is zo’n variant die gevaarlijk is voor mensen, zoals gebleken is uit vele sterfgevallen in Zuid-Oost Azië. Dat virus kan ook meekomen met de trek van wilde vogels van Azië naar Europa. Als er zich in Nederland een nieuwe uitbraak van vogelgriep voordoet, is het van belang om zo snel mogelijk te achterhalen of het een nieuwe variant betreft. En of het een variant betreft die besmettelijk zou kunnen zijn voor de mens.
In het lab zien we geen ratten en muizen meer, want er zijn goede alternatieven
Het WOT-onderzoek van Beerens richt zich op de genetica van (nieuwe) virussen. Met die kennis kan Beerens uitspraken doen over eigenschappen van het virus. “Steeds als er een nieuw virus is, laten wij er een genetische analyse op los. We ontrafelen het hele genoom van het virus, zeg maar de genetische vingerafdruk, met behulp van deep sequencing. Een nieuwe en snelle techniek, waardoor de sequentie van het gehele virusgenoom al binnen enkele dagen bekend kan zijn.
Vrije-uitloopkippen komen in de buitenomgeving in contact met uitwerpselen van besmette watervogels. Foto: Dede Sudiana/ Shutterstock
Met de genetisch code in de hand kan ook de geschiedenis van het virus in kaart worden gebracht. Beerens maakt de vergelijking met mensen. “Zoals wij ook generaties terug kunnen kijken in onze familie, zo kunnen we dat ook bij virussen. En zoals mensen genetische eigenschappen overnemen van ouders en voorouders, kunnen virussen ook genetische informatie uitwisselen. Dus van een nieuw virus kunnen we achterhalen of de voorouders hoog-pathogeen of laag-pathogeen waren. En we kunnen iets zeggen over zoönotische eigenschappen – of het nieuwe virus overdraagbaar zou kunnen zijn op mensen. Dat is natuurlijk maatschappelijk van belang.”
Onafhankelijke besmetting
Doordat het virus genoom met behulp van deep sequencing snel beschikbaar is, kan Beerens de virussen die zijn gevonden op verschillende pluimveebedrijven met elkaar vergelijken. “We kijken naar het genetisch profiel van het virus op het besmette bedrijf één. Dan onderzoeken we of het virus op besmet bedrijf twee, drie en vier genetisch hetzelfde is als dat op bedrijf één.” Dit is van belang om te bepalen of bedrijven elkaar hebben besmet, of dat het onafhankelijke besmettingen zijn geweest door verschillende wilde vogels. “Uit het onderzoek blijkt dat besmetting van bedrijven vooral plaatsvindt vanuit de wilde fauna. De besmetting van bedrijf naar bedrijf komt eigenlijk nauwelijks voor. Dat leert dat we het heel goed doen met de snelle diagnostiek en de vervolgacties, zoals isolatie van besmette bedrijven, ruimen en ontsmetten.”
WIE
Nancy Beerens, moleculair bioloog en Hoofd Nationaal Referentielaboratorium Vogelgriep Armin Elbers, epidemioloog
ONDERZOEK
Onderzoek naar de herkomst en genetica van vogelgriepvirussen
WOT
Besmettelijke dierziekten, Wageningen Bioveterinary Research