VOEDSELVEILIGHEID
24/7 paraat: Wageningse expertise in landelijke crisisteams
Beeld: Shutterstock
Branden, terreuraanslagen en andere calamiteiten kunnen gevolgen hebben voor de kwaliteit en veiligheid van voedsel en drinkwater. Daarom staat een selecte groep onderzoekers van Wageningen University & Research altijd paraat om de overheid bij calamiteiten te voorzien van wetenschappelijke input.
Van een grote brand bij een olieraffinaderij tot de vondst van drugsafval in een mestput, bij incidenten en calamiteiten heeft Wageningen Food Safety Research (WFSR) de know-how om de gevolgen voor de veiligheid van mens en dier in te schatten en beschermende maatregelen te adviseren. Hetzelfde geldt voor incidenten waarbij de kwaliteit van het drinkwater gevaar loopt. Daarvoor zitten medewerkers van WFSR onder leiding van Ron Hoogenboom en Arjen Gerssen in een aantal expertteams, die samen een landelijk crisisteam vormen.
Een daarvan is het Crisis Expert Team milieu en drinkwater (CET-md). De voorloper van dit expertteam werd rond 2000 in het leven geroepen zodat de betrokken kennisinstellingen bij grote incidenten eerst met elkaar overleggen voordat ze met adviezen komen. Ron Hoogenboom: “Vroeger ging bijvoorbeeld bij een grote brand elk instituut vanuit zijn eigen expertise adviseren. De een zei misschien dat de koeien naar binnen moesten, terwijl de ander zei dat de kinderen buiten mochten spelen. Dat leverde tegenstrijdigheden op. Nu bundelen we eerst onze kennis en daarna komen we zo snel mogelijk naar buiten met de adviezen. We adviseren het bevoegd gezag zoals burgemeester en politie in de regio waar het incident heeft plaatsgevonden. Rond een incident kan een stroom niet op feiten beruste informatie op gang komen en dan is het van belang om zo snel mogelijk met de juiste informatie te komen.”
Koeien in de stal
De problemen waarbij WFSR gevraagd wordt om te adviseren kunnen erg divers zijn, één belangrijk risico vormen dioxines, giftige stoffen die onder andere kunnen ontstaan bij een brand waarbij kunststoffen vlam vatten. En dat kan grote gevolgen hebben voor de veiligheid van mens en dier. Hoogenboom: “Elke boer zal zelf zijn koeien wel in de stal zetten als in de nabije omgeving een ernstige brand uitbreekt. Maar het is ook belangrijk dat we kunnen voorspellen of die dioxines zullen neerslaan op de gewassen, of dat ze in het oppervlaktewater terechtkomen. En wat betekent het voor de vissen die mogelijk gevangen en geconsumeerd worden? Allemaal relevante vragen waarover WFSR advies aan de overheid en met name de NVWA kan geven.”
Dioxines zijn in het milieu bijzonder hardnekkig omdat ze bijna niet worden afgebroken. Foto: Shutterstock
Om goede adviezen te kunnen geven heeft WFSR veel achtergrondstudies gedaan, aldus Hoogenboom. “Bijvoorbeeld naar de overdracht van dioxines vanuit het gras naar de koeien en naar de melk. Daar hebben we binnen de WOT samen met RIVM rekenmodellen voor gemaakt. Zo kun je berekenen hoeveel dioxine in de melk terecht komt op grond van de hoeveelheid die in het gras zit en hoe lang het duurt voordat de melk weer veilig is.” Dioxines zijn in het milieu bijzonder hardnekkig omdat ze bijna niet worden afgebroken. Daarom moet er ook follow-up komen, zegt Hoogenboom: “We moeten weten hoelang de dioxines nog op de gewassen zitten. Wanneer kunnen de koeien weer naar buiten? Wanneer zijn de groentes weer geschikt om te eten? Dat zijn vragen die we vanuit onze expertise kunnen beantwoorden. Ook voor kippen hebben we modellen gemaakt waarmee je kunt zien hoeveel weken het duurt voordat kippen en dus de eieren weer schoon zijn. Daarmee kan de boer beslissingen nemen over zijn bedrijfsvoering. Ook kunnen we metingen uitvoeren in de eieren, de bodem en de gewassen.”
Hoge druk
WFSR maakt ook deel uit van het Landelijk Laboratorium Netwerk Terreuraanslagen (LLN-TA), een netwerk van Nederlandse laboratoria die analyses kunnen uitvoeren bij terreuraanslagen of verdachte pakketjes. Bij terreuraanslagen bijvoorbeeld kan het om onbekende stoffen gaan, waarvan niet bekend is hoe ze zich gedragen in de omgeving. Dat maakt het werk voor de betrokken medewerkers van WFSR een stuk complexer.
‘Vroeger ging elk instituut vanuit zijn eigen expertise adviseren, nu bundelen we eerst onze kennis’
Deelname aan de crisisteams betekent soms werken onder hoge druk. Hoogenboom, Gerssen en hun medewerkers draaien – net als de brandweer en spoedeisende hulp – 24/7 piketdiensten zodat er altijd iemand in actie kan komen. Daarnaast zijn er calamiteitenoefeningen waarbij ‘een ramp‘ wordt nagespeeld. Daarvoor moet al het andere wijken. Dat betekent werken onder hoogspanning, vertelt Gerssen. “Dan moet de meetapparatuur vrijgemaakt worden, want dit heeft voorrang op ons normale werk. We krijgen een monster aangeleverd waarin een onbekende stof verstopt zit en we moeten zo snel mogelijk zien uit te vinden wat het is. Je moet bedenken dat bij een calamiteit iedereen gespannen is, dus je moet het zo snel mogelijk oplossen.”
Giftige stoffen kunnen grote gevolgen hebben voor de veiligheid van mens en dier. Foto: Shutterstock
Expertisegroepleider Siebren van Tuinen zit samen met Hogere Veiligheidskundige Reinoud Bouwer namens WFSR in het Radiologisch en Gezondheidskundig Expertise Netwerk (RGEN). Dat is een netwerk waaraan ook het RIVM, het ministerie van Defensie, Rijkswaterstaat, het KNMI en nog een aantal relevante kennisinstituten deelnemen. Het netwerk komt in actie op het moment dat er een grootschalig incident met radioactiviteit plaatsvindt in de wereld. Vanaf dat moment worden modelberekeningen uitgevoerd en worden metingen opgestart om het best mogelijke advies voor de veiligheid van de Nederlanders uit te kunnen brengen.
Ook nucleaire incidenten
Van Tuinen: “Elke organisatie heeft in het netwerk een specifieke rol: bijvoorbeeld RIVM kijkt naar de luchtkwaliteit, Rijkswaterstaat en onderzoeksinstituut KWR naar het drinkwater. De taken van WFSR draaien specifiek om adviezen ten aanzien van de voedselketen, de bodem en de gewassen.” Het RIVM beschikt over een netwerk van 163 meetpunten die continu de hoeveelheid radioactiviteit in de lucht meten. Van Tuinen: “Op aangeven van het RGEN wordt een opdracht uitgevaardigd, en dan moeten wij beginnen met het bemonsteren van gras. Ook WFSR beschikt over een netwerk van bedrijven en laboratoria waar we met WFSR monitoren voedsel kunnen doormeten. In de drie jaar dat ik hier werk hebben we geen grootschalig incident in Nederland gehad. Afgelopen zomer was er een ongeval in Rusland bij Nyonoksa waar zeer waarschijnlijk een nucleair aangedreven raket was ontploft. Al snel bleek dat de straling eerder dieper Rusland inging dan dat die deze kant opkwam. Daarom is het incident wel gevolgd, maar is het RGEN niet formeel opgestart.”
‘Bij een calamiteit is iedereen gespannen, dus je moet het zo snel mogelijk oplossen’
Als onderdeel van de WOT-taken meet WFSR ook routinematig groente, vlees en vis. “Heel af en toe vinden we iets. Truffels en paddenstoelen kunnen een enkele keer wat meer radioactiviteit bevatten omdat hun wortelstelsel reikt tot een diepte waar ze de in de grond aanwezige radioactieve elementen kunnen opnemen.” Na de ramp bij Tsjernobyl is er door regen een relatief grote hoeveelheid radioactiviteit neergedaald in het zuiden van Duitsland, in Oekraïne en in Polen. “Bij hoge uitzondering vinden we daar nog sporen van terug in de voedselketen, met name bij wild uit Oost-Europa. In de afgelopen 3 jaar kwam hierdoor één keer een product boven de veilige norm van 600 Becquerel. Dat ging om wild, dat in de kerstperiode werd aangeboden.”
Routinematig controleert WFSR ook groente, vlees en vis op radio-activiteit. Foto: WFSR
Naast de piketdiensten wordt er zes keer per jaar een calamiteitenoefening gehouden om te checken of WFSR zijn nucleaire veiligheidstaken nog goed uitvoert, of de adviezen nog adequaat zijn en of de afdeling snel genoeg reageert. “Ook doen we jaarlijks een ringonderzoek, waarbij we licht-besmette monsters rondsturen om te onderzoeken of onze monitoring nog naar behoren werkt.”
Kernramp
Mochten er door de energietransitie meer nucleaire centrales komen, dan zal dat niet meteen gevolgen hebben voor de taken van WFSR, vertelt Van Tuinen. “Het goede nieuws is dat kerncentrales steeds veiliger worden. Hedendaagse centrales dienen zodanig te worden gebouwd, dat er geen gezondheidsrisico’s meer op kunnen treden buiten het fabrieksterrein. De centrales in Fukushima waren op zich veel veiliger dan Tsjernobyl, alleen had men het scenario van ‘ramp op ramp’ (een tsunami na een aardbeving in zee) helaas nog niet in kaart gebracht, met alle gevolgen van dien. Tegenwoordig wordt daarom met het ontwerp van kerncentrales ook steeds meer met op elkaar opvolgende rampscenario’s rekening gehouden.”
In de landelijke crisisteams zitten, naast experts van WFSR, afhankelijk van de vereiste expertise, ook Wageningen Bioveterinary Research, het KNMI, RIVM, het ministerie van Defensie, UMC Utrecht/NVIC, RWS/WMCN Watermanagementcentrum Nederland, Landelijk Informatiepunt Ongevallen Gevaarlijke Stoffen (LIOGS), het Douane laboratorium, Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en KWR Water Research Institute.
WIE
Arjen Gerssen, projectleider Crisisorganisatie Ron Hoogenboom, themaleider Nieuwe Voedselveiligheidsissues Siebren van Tuinen, expertisegroepsleider Voedselcontaminanten
ONDERZOEK
24/7-dienst voor het uitvoeren van analyses en advisering van overheden bij voedselveiligheidsincidenten, nucleaire incidenten en calamiteiten met milieu en drinkwater
WOT
Voedselveiligheid, Wageningen Food Safety Research