NATUUR EN MILIEU
Vleermuizen en stierkikkers
Beeld: Shutterstock
Hoe krijg je als overheid zicht op hoe het gaat met de grutto of met vlinders? Dankzij de samenwerking van soortenorganisaties, het CBS en Wageningen University & Research is er overzicht van de trends in aantallen en verspreiding van beschermde dieren- en plantensoorten in Nederland.
Vogels, vlinders en vleermuizen. Paddenstoelen, mossen en vaatplanten. Kriskras door Nederland lopen zo'n 15.000 vrijwilligers regelmatig hun vaste rondjes en vinken onderweg allerlei planten- of diersoorten aan op een soortenlijst.
Zij doen dit met begeleiding door soortenorganisaties zoals Sovon, Vlinderstichting of Floron die samen zo'n 25 meetprogramma's draaien.
De meetprogramma’s zijn gebundeld en op elkaar afgestemd in het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), een samenwerkingsverband van overheden die hebben afgesproken om hun monitoring van natuur op elkaar af te stemmen en de uitvoering te financieren.
Het coördineren van dit netwerk is een van de wettelijke onderzoekstaken die de overheid aan Wageningen University & Research (WUR) heeft uitbesteed, vertelt ecoloog Ruud Bink, themaleider van het netwerk. “Het NEM is opgezet om de informatievoorziening over de natuur te stroomlijnen.”
Dankzij de samenwerking van soortenorganisaties is er overzicht in aantallen en verspreiding van beschermde dieren- en plantensoorten in Nederland, zoals de tureluur. Foto: Shutterstock
Verspreidings- en aantalsgegevens worden geanalyseerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Gebruikers van de natuurgegevens zijn onder meer de Rijksoverheid, de provincies en het Planbureau voor de Leefomgeving. Bink zorgt voor een gezamenlijk projectplan.
“Ik bewaak het budget en zorg er voor dat de uitvoering van de meetprogramma's goed blijft aansluiten op de behoeften van beleidsmakers.” De natuurdata komen - tegen betaling en al of niet in bewerkte vorm - ook beschikbaar via de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF).
Tellen en turven
Actuele verspreidingsgegevens van beschermde planten- en diersoorten zijn in de eerste plaats belangrijk om de toestand van de natuur te kunnen volgen en daarover te rapporteren.
Door al dat tellen en turven weten natuurbeschermers precies waar welke soorten voorkomen. En door altijd op dezelfde manier te monitoren, ontstaan langjarige meetreeksen.
Die laten zien dat bijvoorbeeld het aantal grutto’s, patrijzen en andere boerenlandvogels sinds 1990 fors achteruit is gegaan. Ook met diverse vogels in de Waddenzee gaat het slecht. Sommige moerasvogels doen het juist beter, dankzij alle nieuw aangelegde moerasnatuur. Vleermuizen zijn eveneens in aantal toegenomen.
Het Netwerk Ecologische Monitoring stroomlijnt de informatievoorziening over de natuur. Infographic: Ministerie van LNV
Veel libellensoorten profiteren van de verbeterde waterkwaliteit. Warmteminnende vlindersoorten zijn vanuit het zuiden in opmars, maar veel andere vlindersoorten, die meer eisen aan hun leefomgeving stellen, doen het slecht en veel soorten dreigen zelfs uit te sterven.
Intussen maken steeds meer exotische soorten hier hun opwachting door oorzaken als globalisering en klimaatverandering. Die invasieve soorten kunnen tamelijk agressief en overheersend zijn, waardoor ze inheemse soorten soms wegconcurreren.
De Cabomba, een van oorsprong Zuid-Amerikaanse waterplant die mensen in aquaria houden en dan soms in de sloot kieperen, is zo'n schadelijke nieuwkomer die nu waterwegen compleet kan overwoekeren. Ook hier houdt men via het NEM een vinger aan de pols.
Belangenafweging
In de tweede plaats zijn de telgegevens van belang voor de vergunningverlening door overheden waarbij een belangenafweging tussen natuurbescherming en economische ontwikkelingen plaatsvindt. Want bouwprojecten kunnen broedende steenuilen verstoren.
Vleermuizen en gierzwaluwen kunnen dakloos worden door de sloop van oude gebouwen. De renovatie van een kademuur kan funest zijn voor zeldzame muurvarens. Projectontwikkelaars en overheden kunnen via de NDFF de telgegevens inzien.
Sommige soorten doen het steeds beter. De vleermuis is sinds 1990 in aantal toegenomen. Foto: Shutterstock
“Mijn indruk is dat de discussie dankzij onze betrouwbare, solide meetgegevens een stuk zakelijker is geworden”, zegt Bink. “Het blijft natuurlijk altijd een kwestie van beleid en politieke belangenafweging, maar er is op tv of in de krant vrijwel niemand meer die onze gegevens in twijfel trekt.
Dat vind ik grote winst vergeleken met de situatie van zo'n twintig jaar geleden. Toen waren er wel goede telreeksen over vogels, vlinders en vaatplanten, maar nog niet of nauwelijks over andere soortgroepen.”
Europese richtlijnen
Deze wettelijke onderzoekstaak, het monitoren van de natuur, vloeit in de eerste plaats voort uit twee Europese natuurbeschermingsrichtlijnen: de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Europese Commissie verlangt regelmatige rapportages over het vooruit- dan wel achteruitgaan van bedreigde soorten op landelijke schaal.
Voor de Waddenzee hebben de drie Waddenzeelanden, Nederland, Duitsland en Denemarken, ook een eigen trilateraal monitoringprogramma, TMAP. Bovendien is Nederland aangesloten bij de Ramsar Conventie van wetlands en ook dat brengt wensen om te monitoren mee.
De Europese Commissie verlangt regelmatige rapportages over het vooruit- dan wel achteruitgaan van bedreigde soorten
Daarnaast zijn evaluaties van het natuurbeleid nodig voor het Natuurpact dat de Rijksoverheid met de provincies heeft gesloten en voor de Natuurbalans en andere beleidsadviezen van het Planbureau voor de Leefomgeving. Jaarlijks publiceert het CBS statistieken die laten zien in hoeverre populaties vooruit of juist achteruit gaan, liefst ook per regio of per provincie. Eens in de zes jaar gebeurt dit ook voor de verspreiding van soorten over het land. De statistieken en analyses verschijnen in het Compendium voor de Leefomgeving.
Actuele verspreidingsgegevens van beschermde flora en fauna, zoals verschillende paddenstoelen, zijn belangrijk om de toestand van de natuur te kunnen volgen en daarover te rapporteren. Foto: Shutterstock
De Amerikaanse stierkikker is één van de nieuwkomers die schadelijk is voor de inheemse natuur. Foto: Shutterstock
Bink: “Bij het analyseren en interpreteren van de gegevens speelt het CBS een sleutelrol. Het CBS verwerkt de data en bewaakt de kwaliteit. Samen met de natuurorganisaties zijn uitgebreide protocollen opgesteld voor de wijze van monitoren.”
“Het is belangrijk dat die organisaties voldoende menskracht hebben om al die vrijwilligers goed op te leiden en te begeleiden, zodat de vrijwilligers de soorten goed leren herkennen en de formulieren goed invullen.”
‘Over insecten ontbreken nog heel veel gegevens’
Het invullen van de soortenlijsten gebeurt tegenwoordig meestal digitaal. Evident onjuiste waarnemingen filtert het CBS eruit. “Als iemand bijvoorbeeld aanvinkt dat hij een zeldzame vogel 111 keer heeft gezien, gaat het CBS na of dat dit een typefout was en of hij één keer bedoelt”, zegt Bink.
Bij lastig te determineren soorten wordt soms gevraagd om foto's mee te sturen, die experts dan beoordelen. Om te zorgen dat er geen witte vlekken op de kaart overblijven worden sommige onaantrekkelijke, soortenarme routes en moeilijk toegankelijke gebieden waar niet genoeg vrijwilligers voor zijn, door professionals gemonitord.
Insectenmonitoring
Wat zijn de toekomstplannen? Bink: “Nu er zoveel commotie is over de sterfte onder insecten, vooral in het agrarisch gebied, zou ik graag zien dat wij meer insectensoorten intensiever gaan monitoren.
Over insecten ontbreken nog heel veel gegevens. Insecten zijn gevoelige graadmeters voor veranderingen in hun leefomgeving. Als de natuurlijke omstandigheden in het agrarisch gebied verbeteren, zou je dat snel aan de insectenpopulaties moeten kunnen zien.”
Behalve vrijwilligers, die hun veldwaarnemingen doorgeven, zou men hiervoor speciale cameravallen kunnen inzetten. Die lokken de insecten met bepaald licht. De camerabeelden worden door de computer automatisch verwerkt en gedetermineerd tot op soortniveau. Een nieuw monitoringprogramma voor nachtvlinders is al in gang gezet.
Een interessante nieuwe ontwikkeling is het monitoren via e-DNA. Men kan bijvoorbeeld in watermonsters vaststellen welke vissen voorbij zijn gezwommen. Een zeldzame vissoort zoals de grote modderkruiper is heel moeilijk te tellen, maar hij laat DNA sporen in het water achter die men kan determineren.
Ook de Amerikaanse stierkikker (vroeger brulkikker genoemd) kan via e-DNA onderzoek worden opgespoord. Dit is één van de nieuwkomers die schadelijk is voor de inheemse natuur en die daarom wordt bestreden.
WIE
Ruud Bink, ecoloog en themaleider Netwerk Ecologische Monitoring
ONDERZOEK
Coördinatie Netwerk Ecologische Monitoring
WOT
Natuur en Milieu, Wageningen Environmental Research in samenwerking met Centraal Bureau voor de Statistiek en diverse natuurorganisaties, waaronder SOVON Vogelonderzoek Nederland, Zoogdiervereniging, De Vlinderstichting, Floron en RAVON