Foto's in dit verhaal: Shutterstock
Willen we een leefbare planeet achterlaten voor toekomstige generaties, dan moeten we onze leefstijl drastisch veranderen. Bijvoorbeeld door minder te kopen, grondstoffen en producten vaker te hergebruiken, en voedsel en energie lokaal te produceren. Onderzoeker Saskia Keesstra schetste samen met experts hoe een circulair huishouden in 2050 eruit kan zien.
Niet iedereen zal het hebben opgemerkt, maar in 2022 was het op 28 juli het Earth Overshoot Day. De dag waarop we wereldwijd net zoveel grondstoffen hebben gebruikt als de aarde in een jaar tijd kan regenereren. In Nederland viel deze dag zelfs nog eerder, op 12 april. “We leven momenteel ver buiten de draagkracht van de aarde”, zegt de Wageningse onderzoeker Saskia Keesstra. “Als we op deze voet verdergaan, rennen we met z’n allen de afgrond in. Om dat te voorkomen, moeten we het echt anders gaan doen.”
De oplossing: meer circulariteit, oftewel een duurzamere omgang met grondstoffen en producten. Keesstra ging voor het project Circular households samen met experts uit verschillende vakgebieden op zoek naar hoe we die circulariteit kunnen vormgeven op huishoudelijk niveau. “Daarbij gaat het om allerlei aspecten die een rol spelen in ons dagelijks leven, zowel binnens- als buitenshuis. Denk aan voedsel, kleding, energie, mobiliteit en huishoudelijke apparaten. Hoe kunnen we daar op zo’n manier mee omgaan, dat we veel minder of – liever nog – helemaal geen fossiele hulpbronnen meer nodig hebben, minder afval produceren en uiteindelijk de planeet minder belasten?”
Om antwoord te krijgen op deze vraag interviewde Keesstra met collega’s acht wetenschappers van Wageningen University & Research met elk een eigen specialisme.
Keesstra: “Dat varieerde van een econoom en socioloog tot experts op het gebied van afval, textiel en circulair materiaalgebruik. We hebben elke wetenschapper gevraagd een toekomstvisie te schetsen over hoe een circulair huishouden er in het jaar 2050 uit zou kunnen zien en wat de kansen en obstakels daarbij zijn. Deze interviews zijn vervolgens verwerkt in een paper. Om het geheel visueel aantrekkelijker te maken, hebben we ook nog twee filmpjes gemaakt met een aantal experts en leuke animaties.”
De visies uit de interviews koppelde Keesstra aan theorie uit de literatuur, waaronder de donuttheorie, een sociaaleconomisch raamwerk van de Britse econoom Kate Raworth. “De buitenste laag van deze donut bestaat uit de planetary boundaries, oftewel de grenzen waarbinnen we duurzaam moeten omgaan met onze hulpbronnen. De binnenkant stelt grenzen aan sociaaleconomische rechtvaardigheid. Met andere woorden: hoe zorgen we ervoor dat mensen een leefbaar bestaan hebben en sociale structuren niet ontwricht raken? Oplossingen moeten natuurlijk wel haalbaar en betaalbaar zijn en niet leiden tot meer ongelijkheid.”
‘Ieder huishouden kan iets doen. Dat begint al bij kleine dingen, zoals je afval scheiden’
Een belangrijk onderdeel van een circulair huishouden is ons voedselpatroon. Keesstra: “Ons huidige dieet bestaat voor een groot deel uit vlees en zuivel. Om de aarde minder te belasten moeten we overstappen op een meer plantaardig dieet. Dat zorgt namelijk voor veel minder uitstoot van broeikasgassen, vermindert de druk op de bodem en is bovendien gezonder. Een duurzamer eetpatroon bestaat ook uit lokaler geproduceerd voedsel. Dat kan door als huishouden zelf groenten en fruit te kweken in een moestuintje, of door vaker producten te kopen die afkomstig zijn uit de nabije omgeving. Eigenlijk voor een groot deel hoe we het vroeger ook al deden.”
Ook op andere vlakken lijkt het toekomstplaatje verdacht veel op het verleden. Bijvoorbeeld als het gaat om textiel. Net als bij voedsel moeten we bij de productie van kleding meer gebruikmaken van plantaardige grondstoffen, zoals linnen en katoen. Stoffen die rond 1900 veel gebruikt werden. Keesstra: “Tegenwoordig zitten in veel kleding synthetische stoffen verwerkt, zoals elastiek, Gore-Tex of nylon. Die materialen zijn afkomstig van aardolie en hebben dus nadelige impact op het milieu. Daar moeten we van af. Naast ‘ouderwetse’ plantaardige stoffen komen er ook steeds meer nieuwe duurzamere textielsoorten op de markt, zoals miscanthus.”
Hoe circulariteit er per huishouden uitziet, hangt af van meerdere aspecten, zegt Keesstra.
“Huishoudens heb je natuurlijk in allerlei soorten en maten. Van eenpersoons tot grote gezinnen, van arm tot rijk en van stad tot platteland. Niet elke oplossing is voor ieder huishouden werkbaar of haalbaar. Ook zit niet iedereen te wachten op het onderhouden van een moestuin met de buren of het delen van spullen met andere mensen. Maar dat hoeft ook niet. Er is altijd wel iets wat je kunt doen. Dat begint al bij kleine dingen, zoals het opvangen van regen, je afval goed scheiden of met een simpele nee-nee-sticker op de brievenbus zorgen dat je minder afval in huis haalt.”
De manieren waarop je een huishouden circulair kunt inrichten, zette Keesstra uiteen in een raamwerk met vier typen huishoudens: The Househood, The HouseNet, The Sharing Household en The Designing Household. “Het onderscheid zit ’m in de schaal waarop de circulariteit plaatsvindt en of je iets individueel of gezamenlijk doet. Bij een Sharing Household moet je bijvoorbeeld denken aan het delen van auto’s of gezamenlijke groentetuin. Bij een HouseNet gaat het om het installeren van zonnepanelen of een grijswatersysteem met de buurt. Een Designing Household maakt vooral gebruik van producten die door de industrie zo zijn gemaakt dat ze gemakkelijk te repareren of te recyclen zijn. Het is trouwens niet zo dat je bij het ene of andere type hoort, je kunt ook dingen combineren.”
Aan het realiseren van een circulair huishouden zitten nog wel de nodige haken en ogen. Een van de problemen is dat veel producten niet circulair zijn ontworpen. Keesstra: “Kijk naar onze kleding. Slechts 3 procent van al het textiel wordt momenteel gerecycled. Dat komt met name doordat gebruikte producten niet meer goed uit elkaar gehaald kunnen worden. In broeken en shirts zitten bijvoorbeeld heel veel verschillende soorten vezels. Datzelfde probleem zie je bij verpakkingen. Als je een zak chips koopt, zitten daar meerdere soorten plastics en zelfs metaal in verwerkt. Daar kunnen recyclebedrijven weinig mee. Het is veel te ingewikkeld en kostbaar om alle materialen te ontleden.”
Ook gaan producten tegenwoordig veel minder lang mee dan vroeger. Keesstra: “M’n ouders kochten in 1968 hun eerste wasmachine. Daar hebben ze ruim twintig jaar mee gedaan. Dat is tegenwoordig bijna ondenkbaar. Ook is het niet altijd mogelijk om apparatuur te repareren. Ik kocht laatst een tweedehands oven, waar een klein onderdeel van vervangen moest worden. Alleen was dat onderdeel nergens te krijgen, waardoor ik alsnog een nieuwe moest kopen. Dat is ook precies wat de industrie wil: hoe eerder mensen spullen weggooien, hoe meer nieuwe producten ze kopen. Als het gaat om circular-by-design is er nog veel winst te halen.”
Maar de bal ligt zeker niet alleen bij de industrie, benadrukt Keesstra. Je hebt natuurlijk ook goed beleid van bovenaf nodig. “Het zou helpen als de politiek wat meer druk zet en strengere wet- en regelgeving maakt. Misschien moet je bepaalde wegwerpproducten gewoon verbieden of extra belasting heffen op dingen die niet circulair zijn ontworpen, of zijn geproduceerd van fossiele grondstoffen. Zo maak je het voor zowel de producent als consument een stuk duurder en dus minder aantrekkelijk. Het lastige is alleen dat de politiek z’n vingers hier niet aan wil branden. Dit zijn namelijk impopulaire maatregelen, waardoor je de kans loopt kiezers te verliezen.”
Tegelijkertijd moeten we kritisch naar ons consumptiegedrag kijken, vervolgt Keesstra. “Is die nieuwe broek of dat apparaat nou echt nodig? En zo ja: kies je dan voor een duurder, circulair exemplaar of toch weer voor de goedkope wegwerpvariant?” Een goede ontwikkeling vindt Keesstra de toenemende populariteit van tweedehands. “Steeds meer mensen kopen spullen via Marktplaats en Vinted. Je ziet dat het imago van tweedehands een stuk positiever is. Vroeger moest alles altijd nieuw zijn, nu ben je hip als je met een oude jas rondloopt. Imago speelt een belangrijke rol in de acceptatie. Dat zie je ook bij voedsel. Je bent allang geen geitenwollensokkentype meer als je vegetariër bent.”
‘Slechts 3 procent van al het textiel wordt momenteel gerecycled’
Een circulaire maatschappij brengt ook macro-economische veranderingen met zich mee. Zo moeten we onze welvaart anders gaan berekenen. Het uitdrukken van de economie in louter financiële waarde is volgens Keesstra namelijk niet langer houdbaar. “Circulair is vanuit financieel oogpunt natuurlijk minder winstgevend dan wanneer we telkens maar nieuwe spullen blijven kopen. En dat is ‘slecht’ voor de economie. Maar circulair brengt wel weer veel milieuvoordelen met zich mee. En juist die zijn van belang. Alleen is de milieuwaarde moeilijker kwantificeerbaar. In een vervolgproject van dit KB-programma gaan we kijken hoe we zo’n nieuwe welvaartsberekening kunnen vormgeven.”
Tot slot: verwacht Keesstra dat huishoudens in 2050 volledig circulair zijn? “Nee, maar dat hoeft ook niet. Je zult altijd wel reststromen blijven houden die onbruikbaar zijn voor recycling. Net als dat je altijd nieuwe hulpbronnen moet blijven toevoegen. Maar zolang het gaat om kleine hoeveelheden kan de aarde dat prima aan. Het gaat erom dat we zoveel mogelijk doen wat binnen de mogelijkheden ligt. Alleen met die instelling kunnen we het tij nog keren. Dat vraagt wat van ons allemaal en het zal iedereen pijn gaan doen. Maar de afgrond waar we nu op afrennen, met tekorten aan voedsel en grondstoffen, een teloorgang van biodiversiteit en gebieden op aarde die onleefbaar worden door klimaatverandering, is nog veel pijnlijker.”
Deel dit artikel
Onderzoeksproject The circular household of the future
Team Tamara Metze, Linda Ofori, Marleen Buizer en Saskia Visser