Foto: Fogelina Cuperus
Grootschalige landbouw is de voornaamste veroorzaker van biodiversiteitsverlies op het platteland. Door anders te gaan werken kan het tij echter gekeerd worden, blijkt uit onderzoek van Wageningse wetenschappers. Zij ontdekten dat strokenteelt kan bijdragen aan het herstel van biodiversiteit. Bovendien wordt het voedselproductiesysteem er nog robuuster van ook.
Een van de leukste bijvangsten van strokenteelt – waarover dadelijk meer – vindt projectleider Dirk van Apeldoorn misschien wel het feit dat de boeren die het toepassen, meer plezier in hun werk krijgen. En dat wil wat zeggen, want Van Apeldoorn, agronoom bij Wageningen University & Research, zet zich in voor het herstel van de biodiversiteit in de landbouw: voor de planten, dieren en bodem dus. Maar juist de mensen, de boeren, die door hun – vaak afgedwongen – grootschalige manier van werken biodiversiteitsverlies veroorzaken, kunnen dat probleem ook weer oplossen,
volgens Van Apeldoorn. En dat lukt beter als ze gemotiveerd zijn en plezier in hun werk hebben.
Maar wat is strokenteelt precies en waarom is het een nature based solution? Van Apeldoorn: “Bij strokenteelt zaait een akkerbouwer stroken met verschillende gewassen naast elkaar in op één perceel, waardoor de boer of boerin meer diversiteit op het land brengt. Dat levert een robuuster systeem op dan grote percelen, die kwetsbaar zijn voor ziektes en plagen.”
‘Strokenteelt levert een robuuster systeem op dan grote percelen, die kwetsbaar zijn voor ziektes en plagen’
Foto: Dirk van Apeldoorn
Bij een nature based solution beweeg je met de natuur mee in plaats van ertegenin, aldus de WUR-wetenschapper. “Je zorgt er bijvoorbeeld voor dat natuurlijke plaagbestrijders als zweefvliegen je luizen opeten in plaats van dat je chemische middelen inzet. Maar dan moet je het die zweefvliegen wél mogelijk maken hun werk te doen. Bij grootschalige monoculturen kunnen ze het midden van veld niet bereiken, want zweefvliegen kunnen maar 150 meter vliegen. Na die 150 meter hebben ze weer behoefte aan nectar en schuilplaatsen. Daarom passen we bij strokenteelt ook stroken met bloeiende akkerkruiden ín het veld toe, in plaats van alleen aan de randen.”
Een gevarieerd ecosysteem is van nature stabiel, legt Van Apeldoorn uit. Er is afwisseling in tijd en ruimte, en er zijn verschillende soorten habitats. Dat boots je met strokenteelt na: er is gewasdiversiteit in tijd (vruchtwisseling) en ruimte (verschillende stroken op een perceel). Daardoor kunnen ziekten en plagen zich minder verspreiden: ze worden immers gestopt bij de volgende strook, waar een ander gewas staat.
Stabiliteit ontstaat ook door de habitats die aanwezig blijven op het perceel door de verschillende gewassen. Dat betekent meer ruimte voor vogels en insecten om te foerageren en te schuilen. Van Apeldoorn: “We experimenteren ook met agroforestry: notenbomen combineren met eenjarigen zoals wortels. Met bomen en hagen introduceer je een stuk land dat niet bewerkt wordt, wat een bron kan worden voor biodiversiteit. Bovendien kun je er windschade aan gewassen mee voorkomen.”
Terug naar het plezier van de boer. Van Apeldoorn: “Bij grootschalige teelten zit een boer alleen maar hoog op zijn tractor, hij of zij heeft minder contact met de grond en de plant. Boeren die aan strokenteelt doen, gaan vaker naar en zien meer van hun perceel, aangezien de verschillende gewassen ook verschillende oogststijden hebben. Daardoor raken ze meer betrokken bij hun land en dat levert weer meer interesse en plezier op.”
‘Als boeren aan strokenteelt doen, komen de mensen kijken. Zo ontstaat er weer interesse voor het eten’
Foto: OANEvents
Een belangrijk resultaat uit het onderzoek is ook dat de opbrengsten van bredere stroken tenminste vergelijkbaar zijn met grootschalige teelt, en dat een boer zelf combinaties kan gaan uitproberen van gewassen die elkaar versterken of beschermen. Er is bovendien altijd sprake van risicospreiding: mocht het ene gewas het niet goed doen, dan heb je altijd nog een paar andere die wel goed presteren.
Als voorbeeld van een goede gewascombinatie noemt Van Apeldoorn wintergraan en kool. “Op dat graan komen luizen af, maar die kunnen daar eigenlijk weinig kwaad. Wel komen er veel natuurlijke vijanden op af. De aanwezigheid daarvan zorgt ervoor dat de kool dan later in het voorjaar luisvrij wordt gehouden.”
Ook aardappel en grasklaver blijkt een goede combinatie te zijn, die op de experimenten zelfs voor een 20 procent hogere opbrengst zorgt. “Waar dat door komt, begrijpen we nog niet helemaal. Wellicht gebeurt er iets in de bodem of door een microklimaat, maar dat moeten we nog nader onderzoeken.”
Over de bodem gesproken: ook die kan verbeteren door strokenteelt. Niet alleen worden grotere delen ervan met rust gelaten (zoals onder de bloeiende akkerranden en hagen), maar door slim gebruik van naburige stroken waar de zware landbouwmachines overheen rijden, kan bodemverdichting van andere stroken worden voorkomen. En als de natuur haar werk kan doen, zijn er ook minder gewasbeschermingsmiddelen nodig.
En hoe zit het met de biodiversiteit, neemt die ook werkelijke toe op percelen met strokenteelt? Van Apeldoorn: “Jazeker, na de omschakeling zien we in de loop der jaren een geleidelijke toename van insecten, spinnen en vogels. Dat hangt echter ook af van de omgeving. De dieren moeten immers in staat zijn om de strokenpercelen te bereiken, en als er rondom alleen maar ‘grasfalt’ is, valt er weinig dierenleven aan te trekken. Bovendien zijn de akkervogels dramatisch achteruitgegaan. De enige akkervogel die de monocultuur in enige mate heeft overleefd, is de gele kwikstaart. Ondanks die aanpassing lijken de kwikstaarten toch van strokenteelt te houden in vergelijking met zelfde gewassen in monocultuur.”
Monoculturen zijn een grote bedreiging voor de biodiversiteit in de landbouw. De oplossing is volgens onderzoeker Dirk van Apeldoorn het verkleinen van de arealen – bijvoorbeeld door strokenbouw – en het combineren van verschillende soorten.
Qua insecten ziet Van Apeldoorn duidelijk een toename aan diversiteit en dat geldt ook voor wilde planten. “We zijn nu vier jaar bezig en zien dat het nog steeds in ontwikkeling is. Wel varieert het enorm: in het ene jaar zagen we wel tien keer zo veel loopkevers als in het andere. Er is nog meer onderzoek nodig om te zien hoe alles in elkaar grijpt en wat we nog meer kunnen doen. Maar dat er een toename is van diversiteit, vind ik al heel verheugend. Dat toont aan dat de natuur zich kan herstellen als we haar maar de kans geven.”
Volgens van Apeldoorn is de tijd rijp voor een landbouwtransitie. “Iedereen ziet dat we tegen de grenzen aanlopen: de bodem raakt uitgeput en ziektes en plagen worden resistent tegen bestrijdingsmiddelen. Boeren hebben lang hun hoop gevestigd op technologische innovaties, maar dat duurt allemaal te lang. Met strokenteelt kunnen ze nú al aan de gang. Het vergt ook geen grote aanpassingen in bedrijfsvoering, want de stroken zijn zo breed dat reguliere machines er nog kunnen rijden. Boeren willen zelf ook veranderen en bellen ons voor advies. Zo vaak dat we het bijna niet meer aankunnen.”
En niet alleen de boeren zijn opgetogen, ook burgers zijn dat. Van Apeldoorn: “Strokenteelt ziet er aantrekkelijk en afwisselend uit. Ik ken een boer in Wageningen die zegt dat hij bijna niet meer aan werken toekomt, omdat er elke tien minuten iemand aan zijn hek staat die vraagt: ‘Waar kan ik je groente kopen?’ Toen hij nog een grootschalig bedrijf in de Noordoostpolder had, kwam er nooit iemand hem vragen waar zijn suikerbieten te koop waren.”
Van Apeldoorn noemt nog een ander voorbeeld van een bedrijf net buiten Almere. Toen de boer grootschalig teelde, klaagden omwonenden altijd over stof en lawaai. “Nu ze aan strokenteelt doet, komen de mensen kijken. Ouders laten het aan hun kinderen zien. Zo ontstaat er weer interesse voor het eten. Landbouw is nu een bron van problemen, maar moet weer bron van plezier worden. We moeten als samenleving een keuze maken. Als we vinden dat landbouw er louter is voor het produceren van voedsel, dan wordt het nog grootschaliger en efficiënter. Maar als we zeggen dat het landbouwgebied ook biodiversiteit en cultuurlandschap moet bieden, dan is strokenteelt een goede optie. En het zou helemáál mooi zijn als we de boeren dan ook voor dat soort ecosysteemdiensten zouden betalen.”
Deel dit artikel
Onderzoeksproject Nature based solutions in open teelten
Team Fogelina Cuperus, Bas Allema, Wim Ozinga, Rik Weanink, Karin Winkler