Hoe komen we tot betere resultaten waarmee we toewerken naar een duurzame, gezonde en rechtvaardige toekomst? Voor de vijf programmaleiders van het Kennisbasisprogramma was het duidelijk wat ze moesten doen: alles inzetten op meer samenwerking tussen onderzoekers van Wageningen University & Research. Alleen dan lukt het om meer kennis uit te wisselen en innovatieve projecten op te zetten.
Wereldwijd en in Nederland staan we voor grote uitdagingen. Het klimaat warmt steeds verder op, biodiversiteitsverlies is nog niet te stoppen en armoede bestaat nog steeds. Zulke immense uitdagingen vragen om een frisse blik. Een breed perspectief van pioniers die gewoonweg weten dat deze uitdagingen één geheel vormen. Pioniers die weten dat de oplossingen liggen in de richting van een duurzame toekomst waarin samen werken aan een leefbare aarde centraal staat.
Ook in Nederland is dit toekomstsperspectief ontzettend relevant voor het beleid van de rijksoverheid in de komende drie tot vijf jaar. Het Kennisbasisonderzoek vormt de basis voor deze kennis op de beleidsterreinen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), zowel voor het ministerie zelf als voor het bedrijfsleven en de andere belanghebbenden op het beleidsterrein van LNV. De vijf programma leiders Ivo Demmers, Saskia visser, Lawrence Jones-Walters, Gulden Yilmaz-Jongboom en Jene van der Heide leggen uit hoe zij een nieuwe weg insloegen in het laatste KB-programma (2019-2022).
Waarin verschilde dit programma meteen vanaf het begin al van de eerdere KB programma’s?
Demmers: Het grootste verschil is dat het onderzoek meer geïntegreerd is. De Raad van Bestuur van WUR heeft ons gevraagd om een transdisciplinaire benadering te kiezen. Ook vanuit het Ministerie van LNV bestond de wens om het onderzoek meer programmatisch aan te pakken. De eerdere programma’s werden vooral uitgevoerd door de afzonderlijke leerstoelgroepen en instituten.
Visser: Vanaf de lancering van het strategisch plan van WUR “Finding answers together” in 2019 begon de focus steeds meer op samenwerking tussen verschillende leerstoelgroepen te liggen. De onderzoeksthema die vervolgens werden geselecteerd, vormden ook de thema’s voor de KB programma’s. Voor het eerst werden er programmaleiders aangesteld buiten de onderzoeksinstituten in plaats van daarbinnen.
‘Het is niet alleen leuk om samen te werken, het helpt ook om de focus te houden op het verbeteren van de toekomst’
Saskia Visser
Hoe zijn jullie gestart als nieuwe programmaleiders?
Visser: De plannen voor de verschillende programma’s waren al geschreven voordat wij voor het eerst bij elkaar kwamen en die plannen stonden nog los van elkaar. Elk plan had een andere opzet. Als programmaleiders zijn we dus pas gestart toen de programma’s al goedgekeurd waren. We hebben ons toen gericht op het ontwikkelen van een gezamenlijke aanpak om echt het verschil te maken voor de maatschappij.
Demmers: We moesten zelf onze weg vinden, want we waren een zelfsturend team. Dit was een uitdaging in het begin, maar terugkijkend kan ik wel zeggen dat we goede resultaten hebben behaald. Ik ben er best trots op wat we gedaan hebben als programmaleiders.
Waarom was het zo belangrijk om een team te hebben speciaal voor deze taak?
Visser: Wij konden ervoor zorgen dat onderzoekers meer kennis gingen delen. Zo proberen we de samenleving beter te dienen met de resultaten en toepassingen. Het is dus niet alleen leuk om samen te werken en nieuwe dingen te leren, maar het helpt echt om de focus te houden op het verbeteren van de toekomst van mensen wereldwijd. Bovendien zorgen we er op deze manier voor dat elke euro goed wordt gebruikt om meer kennis te krijgen. Zonder een team speciaal voor deze taak was dat veel moeilijker geweest.
‘Iedereen ziet de toegevoegde waarde van samenwerking, maar het is niet altijd iets natuurlijks om te doen’
Jene van der Heide
Jullie hebben je gericht op het aanmoedigen van deze samenwerkingen. Zagen onderzoekers daar meteen de toegevoegde waarde van in?
Van der Heide: Iedereen ziet de toegevoegde waarde van samenwerking, maar het is niet altijd iets natuurlijks om te doen. Onderzoekers hebben de verantwoordelijkheid over meerdere projecten binnen hun onderzoeksinstituut. Er is vaak geen tijd om samenwerking te zoeken, zeker niet met andere instituten. Daarom probeerden we niet alleen samen te werken, maar echt samen op te trekken, co-creëren dus.
Yilmaz-Jongboom: Veel onderzoekers die aan dezelfde onderwerpen werken, kenden elkaar nog helemaal niet. Ze wisten niet wat hun collega’s in de andere instituten eigenlijk deden. Het is dus een ongelooflijke verbetering dat teams die werken aan dezelfde onderwerpen elkaar nu kennen. Wij als programmaleiders hebben hier veel energie in gestoken vanaf het begin. Daardoor konden we snel vooruitkomen. Zo’n werkwijze was er eerder niet, dus het duurde even voordat iedereen eraan gewend was.
Hoe hebben jullie onderzoekers in de praktijk bij elkaar gebracht?
Visser: We zagen onmiddellijk in dat het nodig was om bepaalde onderwerpen samen te pakken. Daarom begonnen we om projecten en mensen bij elkaar te brengen. Tijdens de looptijd van de programma’s zagen we steeds meer mogelijkheden om samen te werken aan projecten of gezamenlijke doelen. Vervolgens brachten we projectleiders bij elkaar, vanaf dat moment gaat het haast vanzelf, als de onderzoekers elkaar hebben gevonden in hun enthousiasme over een onderwerp.
Jones-Walters: We hebben allemaal communitydagen, waarop we projectleiders en teams bij elkaar brengen om ze te laten vertellen over hun projecten en innovatie proberen te stimuleren.
Foto: Wageningen Marine Research
Wat hebben die discussies opgeleverd?
Jones-Walters: Ons onderzoek naar biodiversiteit is nu veel meer gericht op voedselsystemen. Dit kwam voor een deel doordat Ivo Demmers binnen zijn eigen programma een beweging in gang zette om breder naar voedselsystemen te kijken. Ik denk niet dat die beweging uit het niets kwam. De tijd was er rijp voor om na te gaan denken over de vraag hoe we voedselsystemen en natuur hand in hand kunnen laten gaan. Dat werd de focus van een investeringsprogramma.
Dus jullie hebben allerlei inhoudelijke verbindingen gelegd. Welke projecten kwamen hieruit voort?
Yilmaz-Jongboom: Daar hebben we allerlei voorbeelden van. Een voorbeeld is bijvoorbeeld de gezamenlijke onderneming van de programma’s Gezonde & Veilige Voedselsystemen en Circulair & Klimaatneutraal op het onderwerp microbioom. We hadden meerdere projecten lopen waarin we kennis bij elkaar brengen over microbiële gemeenschappen in de darmen van mens en dier, en in de bodem en in gewassen. Die kennis is belangrijk, omdat er overlap in zit. Wij waren de eersten die zoiets initieerden in dit gecombineerde onderzoeksveld. Nu zie je dat er meer initiatieven volgen. Er is een grote gemeenschap van onderzoekers die samenwerken op dit onderwerp.
Demmers: In alle KB programma’s werken we aan transities naar een duurzame en gezonde toekomst. Dit is de ruggengraat van de KB programma’s en het strategische plan van WUR, zoals gepresenteerd in 2019. Tijdens zulke transities is het ook belangrijk om te weten hoe je ze rechtvaardig maakt voor alle mensen. Dit is de centrale vraag in het Just Transitions project, waarin onderzoekers kennis bijeen brengen om wereldwijd aan de Sustainable Development Goals te werken. Het idee is dat het niet alleen over de transitie zelf gaat, maar ook over hoe je mensen erbij betrekt die dat in eerste instantie misschien niet willen. We begonnen dit project twee jaar geleden, midden in de looptijd van de programma’s.
‘De enige manier om mensen te veranderen, is om ze te laten ervaren wat samenwerking oplevert’
Ivo Demmers
WUR heeft vijf strategische onderzoeksthema's waarop ze meer impact wil creëren. Deze thema's gaan over circulariteit en klimaatadaptatie, voedselzekerheid, gezond en veilig voedsel en een natuurinclusieve samenleving. WUR werkt aan deze brede vraagstukken in Kennisbasisprojecten en verkent ook de mogelijkheden van data science en kunstmatige intelligentie.
Hoe zijn andere belanghebbenden betrokken bij de KB programma’s, zodat je samen op zoek kunt gaan naar antwoorden?
Demmers: We zoeken niet alleen samenwerking tussen de disciplines in onze eigen organisatie, maar ook tussen organisaties in het veld. We overleggen dus met boeren, onderzoekers van andere universiteiten en NGO’s. Zij zijn belangrijke stakeholders in de transities waar we middenin zitten. Het gaat niet alleen om ons, maar ook over anderen. Het concept Just Transitions wordt al opgepikt door anderen buiten WUR.
Jones-Walters: Soms zie je een soort magie ontstaan als je interdisciplinair werkt en ook stakeholders bij het onderzoek betrekt.
Foto: OANEvents
‘Samenkomen gaat niet vanzelf. Je moet het in gang zetten’
Lawrence Jones-Walters
Kun je een voorbeeld geven van die ‘magie’ als je de samenwerking opzoekt?
Jones-Walters: Ja, ik heb een mooi voorbeeld dat begint bij een datawetenschapper van Wageningen Food & Biobased Research. Hij kwam met een algoritme op basis van kunstmatige intelligentie die de rijpheid van tomaten beoordeeld. Hij had een kleine robot met lenzen, die door een broeikas kan bewegen. De computer is getraind om vast te stellen hoe rijp de tomaat is en of de tomaat beschadigd is of last heeft van schimmel. Dan plukt het robotje de rijpe tomaten en gooit weg wat niet geschikt is voor consumptie.
De onderzoeker nam zijn techniek mee naar Wageningen Marine Research. Daar lieten mariene onderzoekers hem een drone zien die kan zweven boven de zeebodem. Deze drone maakt foto’s en filmpjes van de organismen op de zeebodem. De datawetenschapper van WFBR pakte zijn algoritme erbij en paste die toe op de organismen op de zeebodem. Al snel kon de software bijna even goed als mensen - met een score van 80 procent - organismen herkennen.
Dat alleen al is een goed voorbeeld van het delen van kennis, maar het verhaal gaat verder. Nog meer onderzoekers keken met grote interesse naar het algoritme. Een andere marien onderzoeker vroeg: Kunnen we dit ook toepassen op kokkels om te zien of ze levend zijn of dood? Ik stemde toe om het project te verlengen en al gauw bleek dat het algoritme dit ook kon. Dat wekte de interesse van oesterkwekers. Iemand van een spin-off bedrijf zei: Wij sorteren oesters op onze boten en we moeten veel weggooien omdat we niet zeker weten of ze nog leven. Denk je dat kunstmatige intelligentie hierbij kan helpen? Ook dat was het geval. Dit is het verhaal tot zover, maar misschien gaat het nog verder.
Foto: Wageningen University & Research
Hoe kregen jullie het voor elkaar om de samenwerking echt te laten groeien? Wat is jullie geheim?
Demmers: Ik denk dat de enige manier om mensen te veranderen, is om ze te laten ervaren wat samenwerking oplevert. Wij zijn niet hun teamleiders, dus we konden ze niet al te veel sturen, maar we hebben wel een omgeving opgebouwd die de samenwerking bevordert.
Jones-Walters: Precies. Samenkomen gaat niet vanzelf. Je moet het in gang zetten. Daarom hebben we bijeenkomsten georganiseerd om kennis te delen. En we hebben leiderschap getoond door mensen bij elkaar te brengen en vooruit te helpen.
Visser: Zeker na het eerste jaar begonnen ze de toegevoegde waarde te zien van meer samenwerking. Sommige onderzoekers zeiden tegen me: Ik werk nu meer met mijn collega’s van Wageningen Food & Biobased Research, dan met collega’s van mijn eigen omgevingswetenschappen. Het helpt ook dat we nu gewend zijn aan online communicatiemiddelen, wat het veel eenvoudiger maakt om contact te leggen met iemand uit een ander team.
Van der Heide: Als ik kijk naar het programma dat ik leid, dan zie ik veel meer contact tussen onderzoekers dan voorheen. Als ze een specifieke vraag of idee hebben, dan denken ze nu: Ken ik iemand uit een ander KB-programma? Laat ik hem of haar bellen voor een brainstorm. Of: Laat ik eens naar een meeting of workshop van een andere KB-onderzoeker gaan. We hebben zeer zeker een omgeving gecreëerd voor onderzoekers om elkaar op zoeken.
Demmers: Inderdaad, we hebben het vuurtje opgestookt en toen zagen we een andere mentaliteit opkomen: een samenwerkingsmentaliteit.
‘Veel onderzoekers die aan dezelfde onderwerpen werken, kenden elkaar nog helemaal niet’
Gulden Yilmaz-Jongboom
Wat heeft jullie aanpak opgeleverd aan vervolgonderzoek?
Visser: Afgelopen jaar hadden we de opdracht om na te denken over het vervolg van onze programma’s. We begonnen met creatieve brainstorms, waarbij we alle projectleiders rond een breder onderwerp bij elkaar brachten. Zij moesten met ideeën komen om projecten binnen en tussen de verschillende programma's verder op elkaar af te stemmen. Door te praten over de inhoud en gezamenlijke visie hebben we ervoor gezorgd dat we niks dubbel gefinancierd hebben, want dat zou verspilling zijn. En wanneer er ideeën opkomen om elkaar aan te vullen, stimuleren we projectleiders om samen te werken en kennis uit te wisselen.
Demmers: Die samenwerkingsmentaliteit blijft wel bestaan. Een beetje blazen in het vuur is genoeg.
Deel dit artikel